Skip to main content

Per 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) in werking getreden. De WHOA moet het voor ondernemingen mogelijk maken om buiten faillissement de schuldenlast te herstructureren door het aanbieden van een akkoord aan schuldeisers. Op basis van artikel 369 lid 4 Faillissementswet (Fw) is het niet mogelijk de rechten van werknemers uit hoofde van een arbeidsovereenkomst te herstructureren onder de WHOA. Over de vraag of vorderingen van het bedrijfstakpensioenfonds bestaande uit achterstallige pensioenpremies vallen onder deze uitzondering zijn prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad.

Wat speelde er in deze casus?

De vennootschap exploiteerde een hotelbedrijf en verkeerde in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet kon voortgaan. De vennootschap diende premies af te dragen aan het pensioenfonds ten behoeve van haar werknemers. Vanwege de onhoudbare situatie heeft de vennootschap haar schuldeisers een akkoord aangeboden met toepassing van de WHOA. De bedoeling was daarin ook de vordering van het pensioenfonds mee te nemen. Het pensioenfonds is verzocht in te stemmen met een aanbod tot betaling van 8,5 % en kwijtschelding van het restant.

Prejudiciële vraag

De vennootschap heeft de rechtbank verzocht het akkoord te homologeren. Het pensioenfonds heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het pensioenfonds stelt dat de vordering die zij op de vennootschap heeft niet met de WHOA kan herstructureren en beroept zich daarbij op de uitzondering in artikel 369 lid 4 Fw. De rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2021:4741) heeft op 5 augustus 2021 besloten de vraag of vorderingen van pensioenfondsen vallen onder de uitzondering, voor te leggen aan de Hoge Raad.

Op 6 december 2021 is door de Advocaat-Generaal (AG) een conclusie (ECLI:NL:PHR:2021:1152) genomen. De AG is van mening dat de vordering valt onder de in artikel 369 lid 4 Fw genoemde uitzondering. Dit betekent dat deze vorderingen niet in een akkoord meegenomen kunnen worden. Inmiddels heeft de Hoge Raad op 25 februari 2022 arrest (ECLI:NL:HR:2022:328) gewezen en komt tot dezelfde conclusie. De belangrijkste overwegingen van de Hoge Raad om te komen tot deze beslissing worden hieronder kort opgesomd.

Rechten van werknemers in WHOA akkoord

Met betrekking tot het bepalen van de inhoud van een akkoord heeft de schuldenaar veel vrijheid. Zolang het akkoord eerlijk en redelijk is, zijn er vele opties om de schuldenlast te saneren. Een belangrijke uitzondering op dit uitgangspunt is dat de rechten van werknemers zijn uitgezonderd. Uit artikel 369 lid 4 Fw volgt dat de WHOA niet van toepassing is op rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten in de zin van artikel 7:610 BW.

Is de pensioenovereenkomst onderdeel van de arbeidsverhouding?

Voor de vraag of vorderingen van bedrijfstakpensioenfondsen voor achterstallige pensioenpremies onder de reikwijdte van de WHOA vallen, moet men bepalen of deze vorderingen kunnen worden aangemerkt als rechten van werknemers in de zin van artikel 369 lid 4 Fw. Bij deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds, wordt de rechtsbetrekking met betrekking tot het pensioen gelijk gesteld met een pensioenovereenkomst tussen werknemer en werkgever. Dit maakt als arbeidsvoorwaarde deel uit van de arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer. Het gevolg is dat de werkgever verplicht is tot premiebetaling aan het bedrijfstakpensioenfonds ten behoeve van de werknemer. Daarnaast heeft het bedrijfstakpensioenfonds een eigen recht jegens de werkgever op betaling van de premie.

Beantwoording prejudiciële vraag

De Hoge Raad overweegt bij de beantwoording van de vraag dat het recht van de werknemer jegens de werkgever op betaling van de premies aan het bedrijfstakpensioenfonds een recht is dat voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Als een vordering voor achterstallige premies wél in een onderhands akkoord zou vallen, zou het recht van de werknemer jegens de werkgever op premiebetaling aan het bedrijfstakpensioenfonds worden aangetast. Dit is in strijd met artikel 369 lid 4 Fw. Daardoor zou ook de pensioenopbouw van de werknemer in gevaar kunnen komen. Op grond daarvan komt de Hoge Raad tot de conclusie dat men de vordering tot betaling van achterstallige pensioenpremies van een bedrijfstakpensioenfonds niet in een onderhands akkoord procedure kan betrekken.

Meer informatie?

 Wilt u meer weten over de WHOA of informatie over uw positie als werknemer in een dergelijk akkoord? Neem dan contact op met Merel Lentjes of Léanne Moll of een andere advocaten van het team Insolventie & Herstructurering of Arbeidsrecht. Zij kunnen u meer vertellen over de juridische ontwikkelingen op dit gebied.

 

Maart 2022