In onze vorige nieuwsbrief besteedden wij al aandacht aan mogelijke consequenties van de nog te stellen prejudiciële vragen over het Programma Aanpak Stikstof (‘PAS’) door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) aan het Hof van Justitie (‘Hof’) op basis van de op dat moment voorliggende conceptvragen.
In haar uitspraak van 17 mei 2017 heeft de Afdeling de daadwerkelijke prejudiciële vragen gesteld aan het Hof. De Afdeling wil van het Hof weten of het PAS in overeenstemming is met de Europese Habitatrichtlijn en dus juridisch houdbaar is.
Strijd met Habitatrichtlijn?
In een groot aantal procedures bij de Afdeling is aangevoerd dat het PAS in strijd is met de Europese Habitatrichtlijn. Voor het beantwoorden van die vraag is uitleg over de Europese Habitatrichtlijn nodig. Vragen over de uitleg van een Europese richtlijn mag de Afdeling niet zelf beantwoorden, omdat die uitleg vervolgens leidend is voor rechters in alle lidstaten van de Europese Unie. Derhalve is de Afdeling genoodzaakt deze vragen voor te leggen aan het Hof in Luxemburg.
Welke vragen zijn gesteld door de Afdeling?
De prejudiciële vragen zijn gesteld in twee verschillende uitspraken. De ene uitspraak heeft betrekking op veehouderijen waarvoor op basis van het PAS natuurvergunningen zijn verleend. In die uitspraak wordt onder meer gevraagd of bij vergunningverlening voor de beoordeling van de effecten van een activiteit die stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied veroorzaakt een beroep kan worden gedaan op de ecologische onderbouwing die aan het programma ten grondslag ligt. Maar ook gaat het om de vraag of in die onderbouwing rekening kan worden gehouden met toekomstige positieve natuureffecten van in het programma opgenomen maatregelen en van de autonome daling van stikstofdepositie.
Verder vraagt de Afdeling naar de toelaatbaarheid van een vrijstelling van de vergunningplicht voor activiteiten die een stikstofdepositie veroorzaken die een bepaalde grenswaarde niet overschrijdt, waarvoor voor de onderbouwing daarvan eveneens wordt aangesloten bij die van het programma.
De andere uitspraak gaat over het weiden van vee en het bemesten van gronden waarvoor vanwege het PAS niet langer een natuurvergunning nodig is. De Afdeling wil van het Hof weten of deze activiteiten op basis van de Europese Habitatrichtlijn zonder vergunning mogen worden toegestaan.
Gevolgen zijn groot
De noodzaak om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof over de juridische houdbaarheid van het PAS heeft grote gevolgen voor de economie en de Natura 2000-gebieden in Nederland. Momenteel heeft de Afdeling ongeveer 200 zaken in behandeling waarin wordt aangevoerd dat het PAS juridisch niet deugt. Die zaken gaan over natuurvergunningen, omgevingsvergunningen, bestemmingsplannen en handhavingsbesluiten voor onder meer veehouderijen, woningbouwprojecten en de aanleg van wegen. In afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door het Hof moet de Afdeling de behandeling van deze zaken aanhouden. Hierdoor is het voor initiatiefnemers van activiteiten waar stikstofneerslag een rol speelt, op dit moment onzeker of een vergunning of een bestemmingsplan voor hun activiteiten in stand blijft. De Afdeling heeft het Hof dan ook met klem verzocht de vragen met voorrang te behandelen, zo mogelijk voor 1 juli 2018.
Geen voorlopige voorziening
De Afdeling heeft besloten geen voorlopige voorziening te treffen voor de natuurvergunningen voor veehouderijen die gebaseerd zijn op het PAS. De Afdeling is van oordeel dat de verdeling van de ontwikkelingsruimte over de eerste en tweede helft van de PAS-periode (die loopt van 2015 – 2021) in combinatie met de uitvoering van bron- en herstelmaatregelen ervoor zorgen dat activiteiten die tot 1 juli 2018 toestemming krijgen op grond van het PAS naar verwachting geen onomkeerbare gevolgen voor de natuur zullen hebben. Ook in de procedures over beweiden en bemesten is geen voorlopige voorziening getroffen, omdat ook daar geen onomkeerbare effecten worden verwacht. De Afdeling wijst er daarbij op dat de provincies zo nodig in specifieke gevallen beperkingen kunnen stellen aan het weiden van vee en het gebruik van meststoffen, als dat noodzakelijk is in het licht van de doelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden.
Over een aantal aspecten van het PAS geeft de Afdeling wel al een inhoudelijk oordeel, omdat de Habitatrichtlijn daarbij niet aan de orde is. De Afdeling geeft onder meer aan dat de onderbouwing van het PAS op onderdelen moet worden verbeterd of aangevuld. Dat wordt thans al ter hand genomen, zo heeft Staatssecretaris van Economische Zaken, Martijn van Dam, laten weten in een kamerbrief van 24 mei 2017.
Meer informatie
Heeft u vragen over dit onderwerp? Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Janske Schrijnemaekers of een van de andere advocaten van team Bestuursrecht. Zij zijn u graag van dienst.
Juni 2017