Skip to main content

In de zaak waarin het in de uitspraak van 8 november 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) om draaide was ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied. Dit had als gevolg een vernietiging van het bestemmingsplan.

In artikel 3.1.6, lid 5, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (‘Bro’) is bepaald dat de toelichting bij een bestemmingsplan – behalve als dit in voorkomende gevallen al is opgenomen in het milieueffectrapport – een beschrijving moet bevatten van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Bij de cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Gemeenten moeten ten behoeve van de genoemde beschrijving een analyse verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan worden vastgelegd. Daardoor vermindert de noodzaak tot het aanwijzen van nieuwe beschermde monumenten, omdat aan het belang van de cultuurhistorie dan waarde wordt toegekend via het proces van de ruimtelijke ordening.

In deze zaak draait het om het bestemmingsplan ‘Molenlaankwartier en Lage Limiet’, vastgesteld door de gemeenteraad van Rotterdam. De Vereniging Stedenbouwkundig Wijkbehoud Hillegersberg-Schiebroek-Terbregge (‘appellante’) had in beroep aangevoerd dat de bij de vaststelling van het bestemmingsplan uitgevoerde analyse van de cultuurhistorische waarden ontoereikend is. Dit omdat de gemeenteraad zich ten onrechte heeft beperkt tot een deel van het plangebied, namelijk de historische linten en bepaalde mogelijk aan te wijzen beschermde monumenten, terwijl er in de rest van het plangebied ook cultuurhistorische waardevolle objecten aanwezig zijn. Het had volgens appellante ook in de rede gelegen deze objecten bij gebleken cultuurhistorische waarden de in het plan gehanteerde dubbelbestemming ‘Waarde-Cultuurhistorie’ toe te kennen, zodat die objecten ook tegen sloop zijn beschermd.

In deze zaak was op 26 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1159) al een tussenuitspraak gedaan waarin is overwogen door de Afdeling dat artikel 3.1.6, lid 5, aanhef en onder a van het Bro geen verplichting aan de raad oplegt om ieder cultuurhistorisch waardevol object te voorzien van een beschermregeling. Daarentegen legt deze bepaling de raad wel de verplichting op om voor het gehele plangebied in de plantoelichting te beschrijven op welke wijze met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Door zich in de plantoelichting te beperken tot een deel van het plangebied heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan in strijd met artikel 3.1.6, lid 5, aanhef en onder a, Bro vastgesteld. In de tussenuitspraak kreeg de gemeenteraad de mogelijkheid om via de bestuurlijke lus alsnog een cultuurhistorisch onderzoek te verrichten. De gemeenteraad heeft echter het onderzoek niet uitgevoerd. En dus wordt de vaststelling van het gehele bestemmingsplan vernietigt door de Afdeling. Dus wees alert op het uitvoeren van een cultuurhistorisch onderzoek.

Meer informatie
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u vragen, neem dan contact op met Janske Schrijnemaekers. U kunt uiteraard ook contact opnemen met één van de andere advocaten van ons team Bestuursrecht.

November 2017