De borgtocht?
Een zekerheidsrecht garandeert een schuldeiser dat zijn (openstaande) vordering zal worden voldaan. Wat in de praktijk vaak als zekerheidsrecht wordt gebruikt, is de zogenoemde borgtocht. Bij een borgtocht verplicht een ander dan de hoofdschuldenaar (de borg) zich ten opzichte van de schuldeiser tot nakoming van de verbintenis van de hoofdschuldenaar. Zodra de borgtocht is overeengekomen, bestaan feitelijk twee verbintenissen; de verbintenis tussen de hoofdschuldenaar en de schuldeiser enerzijds en de (gelijkluidende) verbintenis tussen de borg en de schuldeiser anderzijds. De schuldeiser moet eerst de hoofdschuldenaar aanspreken, voor hij de borg aanspreekt. De borgtocht is afhankelijk van de hoofdverbintenis: als de hoofdverbintenis wordt voldaan, bestaat de borgtocht ook niet meer. Het afhankelijke karakter komt ook tot uiting bij de verjaring van de hoofdverbintenis. Als de hoofdverbintenis door verjaring teniet gaat (in beginsel is dat na vijf jaren), gaat ook de borgtocht teniet (art. 7:853 BW). Onlangs heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:1182) zich uitgelaten over de vraag of de borgtocht in stand blijft als de hoofdschuldenaar na faillissement is opgehouden te bestaan.
De kwestie
Wat was er aan de hand? HCB en Rabobank hebben een financieringsovereenkomst gesloten. A heeft zich jegens Rabobank borg gesteld tot een bedrag van EUR 100.000,-. HCB is op 6 april 2005 failliet verklaard. Hierdoor is de vordering van Rabobank op HCB opeisbaar geworden. Het faillissement van HCB is vervolgens op 2 maart 2006 opgeheven wegens een gebrek aan baten. Volgens de wet heeft dit laatste tot gevolg dat HCB per die datum ophoudt te bestaan. Op 19 december 2011 spreekt Rabobank A aan tot hetgeen hij verplicht was te voldoen onder de borgtocht. A beroept zich op verjaringsbepaling van art. 7:853 BW.
Het oordeel
Zowel de rechtbank als het hof wijzen de vordering van Rabobank toe. Daarop gaat A in cassatie en krijgt ook van de Hoge Raad geen gelijk.
De Hoge Raad wijst erop dat zowel tijdens het faillissement (op grond van artikel 36 lid 1 Fw) als na het faillissement van HCB de vordering op HCB niet kon verjaren: HCB is, door de opheffing van het faillissement wegens een gebrek aan baten, opgehouden te bestaan. Maar als ná het tijdstip waarop de vennootschap is opgehouden te bestaan een schuldeiser aanspraak maakt op het saldo of van het bestaan van een bate blijkt, kan de vereffening van de vennootschap worden heropend.
Verjaringstermijn
De vennootschap (HCB) herleeft in het geval van heropening voor de afwikkeling van de heropende vereffening. Uit art. 2:23c lid 2 BW samen met art. 3:320 BW blijkt dat als een verjaringstermijn afloopt in de periode waarin de vennootschap is opgehouden te bestaan of afloopt binnen zes maanden na heropening van de vereffening, de verjaringstermijn toch nog verder loopt en wel tot zes maanden nadat de vereffening is heropend. De Hoge Raad geeft aan dat een lopende verjaringstermijn niet afloopt zolang de vereffening niet is heropend. Er hoeft dus geen verjaringstermijn gestuit te worden, waardoor de Rabobank in staat was zich op de borg te verhalen.
Meer informatie
De voorgaande casus laat zien dat de temporele reikwijdte van een borgtocht ruimer kan zijn dan op voorhand wordt gedacht. Het is daarom noodzakelijk om u vooraf goed te laten informeren, alvorens u een borgtochtovereenkomst sluit. Heeft u vragen over (het sluiten van) een borgtocht of wilt u eens van gedachten wisselen over een reeds gesloten borgtocht overeenkomst? Neem dan contact op met de advocaten van ons team Insolventie & Herstructurering.