In onze nieuwsbrief van oktober 2017 hebben wij al bericht over het feit dat de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) aan staatsraad advocaat-generaal Widdershoven een conclusie heeft gevraagd over de bestuursrechtelijke waarschuwing. Daarnaast heeft de voorzitter van de Afdeling voor het eerst iedereen de mogelijkheid om te reageren op de vragen die aan de staatsraad advocaat-generaal zijn gesteld. Daarmee is de figuur van de amicus curiae (meedenkers) in het bestuursrecht geïntroduceerd. Ook anderen dan partijen die direct bij de zaak zijn betrokken hebben de mogelijkheid om te reageren op de vragen die aan de staatsraad advocaat-generaal zijn gesteld.
Reactie Boels Zanders
Het team Bestuursrecht heeft op 19 oktober 2017 een reactie gestuurd naar de Afdeling en gevraagd die bij haar uitspraak te betrekken. In die reactie is onder meer de lijn in de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters weergegeven. Voorts is gewezen op de handhaving van het Besluit risico’s en zware ongevallen (hierna: Brzo) en dan met name artikel 18 die een mogelijkheid bevat om een waarschuwing af te geven bij een herhaling van een overtreding als bedoeld in artikel 28a, eerst lid, Arbeidsomstandighedenwet. Er zijn nog geen uitspraken bekend waarin is geoordeeld of een besluit ex artikel 18 Bzro kan worden aangemerkt als een besluit ex artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Ten aanzien van de algemene lijn in de jurisprudentie dat een waarschuwing in beginsel geen Awb-besluit is, omdat een waarschuwing doorgaans niet is gericht op rechtsgevolg, hebben wij aangegeven ons hierin te kunnen vinden. Dit is anders als een waarschuwing wordt gegeven als disciplinaire waarschuwing. In dat geval is een waarschuwing wel gericht op rechtsgevolg. Daarnaast moet wel een onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin een schriftelijke waarschuwing een noodzakelijke voorwaarde is voor een andere bestuurlijke maatregel en gevallen waarin een schriftelijke waarschuwing geen noodzakelijke voorwaarde is voor een andere bestuurlijke maatregel. Verder hebben wij enkele rechtsgevolgen voor de praktijk benoemd.
Inhoud conclusie A-G
Volgens de staatsraad advocaat-generaal is een bestuurlijke waarschuwing een besluit als de waarschuwing is gebaseerd op een wettelijk voorschrift en de waarschuwing ‘essentieel en onlosmakelijk onderdeel’ vormt van het sanctieregime. Dat is het geval als de waarschuwing een voorwaarde is om bij een volgende overtreding een bestuurlijke sanctie te kunnen opleggen. Als tegen zo’n waarschuwing geen bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, krijgt die waarschuwing ‘formele rechtskracht’. Dat betekent dat in een procedure over een sanctie die op de waarschuwing volgt, zoals een boete of een andere maatregel, het niet meer kan gaan over de rechtmatigheid van de waarschuwing.
De staatsraad-generaal heeft bij het nemen van zijn conclusie rekening gehouden met de 25 schriftelijke reactie die hij van ‘meedenkers’ heeft ontvangen.
Verdere verloop van de procedure
Partijen die bij deze procedure zijn betrokken, krijgen de mogelijkheid om binnen twee weken te reageren op de conclusie. Hierna zal een grote kamer van de Afdeling uitspraak doen. De groet kamer bestaat uit vijf staatsraden, onder wie de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de waarnemend president van de Centrale Raad van Beroep en een raadsheer van de Hoge Raad, onder voorzitterschap van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak. De conclusie van de staatsraad advocaat-generaal heeft voorlichting aan de Afdeling, maar bindt haar niet.
Meer informatie
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u vragen, neem dan contact op met Janske Schrijnemaekers. U kunt uiteraard ook contact opnemen met één van de andere advocaten van ons team Bestuursrecht.