Feiten
De werknemer in kwestie trad op 15 november 2013 in dienst bij G-Star in de functie van Designer op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst van zes maanden. In deze eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was een voorwaardelijk concurrentiebeding opgenomen. Dit concurrentiebeding zou pas gaan gelden indien met de werknemer aansluitend op de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden gesloten. De eerste tijdelijke arbeidsovereenkomst werd vervolgens twee keer voor wederom zes maanden verlengd, waarna G-Star de werknemer op 21 april 2015 berichtte dat zijn arbeidsovereenkomst per 15 mei 2015 zou worden verlengd voor onbepaalde tijd. De brief waarin werd medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst werd verlengd, bevatte tevens de mededeling dat de overeengekomen arbeidsvoorwaarden van toepassing zouden blijven. Deze brief werd door de werknemer voor akkoord getekend.
Op 7 december 2017 ontving de werknemer een aanbod van Calvin Klein om aldaar in dienst te treden in de functie van Senior Designer. De werknemer kon bij Calvin Klein een twee keer zo hoog salaris verdienen en wilde dit aanbod accepteren. G-Star ging hier niet meer akkoord en liet de werknemer weten dat indiensttreding bij Calvin Klein in strijd was met het concurrentiebeding. De werknemer heeft zich tot de kantonrechter Amsterdam gewend die op 21 februari 2018 oordeelde dat geen sprake is van een geldig concurrentiebeding. G-Star is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan.
Oordeel van het Hof Amsterdam
Het Hof Amsterdam heeft de uitspraak van de kantonrechter in stand gehouden, en wel om de volgende redenen.
Het hof oordeelt dat de werknemer door het tekenen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nog niet aan een concurrentiebeding werd gebonden. Het concurrentiebeding werd immers pas van kracht indien en zodra een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden gesloten. Het lag niet vast dat in de toekomst een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden gesloten. Volgens het hof is het dus aannemelijk dat de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zich er niet van bewust was dat daarin een concurrentiebeding was opgenomen dat bij ingang van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou gaan gelden.
Het Hof Amsterdam wijst daarbij op de bijzondere waarborg van het schriftelijkheidsvereiste uit artikel 7:653 lid 1 BW. Dit vereiste brengt mee dat bij de ‘onbepaalde tijd brief’ van 21 april 2015 het in de eerdere arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding had “moeten worden aangehecht, of had uit de door [werknemer] ondertekende brief moeten blijken dat hij uitdrukkelijk instemde met het concurrentiebeding. Nu dat niet is gebeurd is geen geldig concurrentiebeding tot stand gekomen.”
Het arrest van het hof is (nog) niet gepubliceerd.
Conclusie/Aanbeveling
Het arrest van het Hof Amsterdam onderstreept nog maar eens hoeveel belang rechters hechten aan het schriftelijkheidsvereiste. Het advies is dan ook om het concurrentiebeding opnieuw expliciet overeen te komen bij iedere verlenging van de arbeidsovereenkomst, iedere relevante wijziging van de functie en bij iedere werkgeverswissel.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met ons team Arbeidsrecht .
November 2018