Skip to main content

Op 30 november en 1 december 2016 heeft de Afdeling negen pilotzaken op zitting behandeld waarin het Programma Aanpak Stikstof (PAS) een rol speelt. Begin maart 2017 ontvingen de bij de pilotzaken betrokken partijen een brief met daarin de (vijf) conceptvragen voor het Hof van Justitie (Hof). Partijen kregen twee weken de tijd om op deze vragen te reageren alvorens de Afdeling in een openbare zitting de definitieve vragen zal vaststellen. De conceptvragen zien onder andere toe op de mogelijkheid om geen individuele passende beoordeling op te stellen voor individuele projecten en de mogelijkheid tot het betrekken van (de positieve effecten van) instandhoudingsmaatregelen en de autonome daling van stikstofdepositie in de passende beoordeling. In de uitspraak van de Afdeling waarbij de prejudiciële vragen worden gesteld, zou meteen richting kunnen worden gegeven hoe met de PAS moet worden omgegaan tot het Hof uitspraak heeft gedaan. Te denken valt hierbij aan een tijdelijke onverbindend verklaring van (delen van) de PAS dan wel een toelichting hoe met de PAS moet worden omgegaan in afwachting van de antwoorden van het Hof. De vraag is natuurlijk wel of de Afdeling hiertoe overgaat. Dit zou wel wenselijk zijn voor de praktijk, omdat anders een lange periode van onzekerheid aanbreekt over de toepassing van de PAS.

De Afdeling kan in de uitspraak ook consequenties verbinden aan de besluitvorming voor de pilotzaken, door bijvoorbeeld een schorsing uit te spreken van die besluiten die mogelijk tot onomkeerbare gevolgen voor de Natura 2000-gebieden leiden.

De vraag is ook wat er moet gebeuren met plannen en projecten met stikstofdepositie in de periode vanaf het stellen van de vragen tot aan het verkrijgen van een antwoord van het Hof en het doen van een definitieve uitspraak over de PAS door de Afdeling. Is het dan wel wenselijk om gebruik te blijven maken van de PAS, gelet ook op de rechtstreekse werking van artikel 6, lid 3, Habitatrichtlijn? Bij de beantwoording van die vraag speelt mee of de juridische kaders het mogelijk maken buiten de PAS om toestemmingen te verlenen. Als er meer twijfel bestaat over de houdbaarheid van het binnen het kader van de PAS blijven, is er eerder aanleiding te bezien of niet kan worden teruggevallen op de reguliere systematiek van besluitvorming met aan aparte passende beoordeling. Bestemmingsplannen lijken het minste te lijden onder de onduidelijkheid vanwege de prejudiciële vragen, omdat bestemmingsplannen niet strikt gebonden zijn aan de PAS. Als er voldoende ruimte is voor een eigen passende beoordeling kan dit worden gedaan ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het is nu wachten op de uitspraak van de Afdeling met daarin de prejudiciële vragen en met daarin hopelijk ook enkele aanknopingspunten voor hoe met de PAS moet worden omgegaan totdat het Hof de antwoorden geeft.

Meer informatie
Heeft u nog vragen over dit onderwerp? Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Janske Schrijnemaekers of een van de andere advocaten van team Bestuursrecht. Zij zijn u graag van dienst.

April 2017