Skip to main content

Niet alleen de vof kan worden aangesproken, maar ook haar vennoten zijn verplicht tot nakoming van met de vof gemaakte afspraken. Heeft uw vordering voorrang ten opzichte van andere schuldeisers van de vof, dan geldt die bevoorrechte positie ook voor uw vordering op de vennoten, ongeacht of zij zijn gefailleerd.

Wie is de werkgever?
Aanleiding voor deze blog is een uitspraak die de Hoge Raad op Goede Vrijdag deed (ECLI:NL:HR:2019:649). In de betreffende kwestie strijden het UWV en de bewindvoerder van twee vennoten, die voorheen samen een vennootschap onder firma (vof) dreven, bij de rechtbank. De voorliggende vragen zijn of het UWV haar vorderingen op de vof ook te gelde kan maken jegens de vennoten en of die vorderingen dan ook dezelfde bevoorrechte positie innemen als in het faillissement van de vof. De rechtbank heeft de Hoge Raad verzocht een antwoord op deze vragen te geven, zodat zij vervolgens zelf een oordeel kan vormen over het geschil tussen het UWV en de bewindvoerder van de vennoten (zie onze eerdere blog).

Beide vragen spruiten voort uit dienstverbanden van werknemers met de vof. Als gevolg van het faillissement heeft het UWV bepaalde loonverplichtingen van de vof jegens haar werknemers van zowel voor als na datum faillissement voldaan. Het UWV krijgt daardoor de voor werknemers aan deze loonverplichtingen verbonden (vorderings-)rechten, inclusief de daaraan verbonden voorrang (3:288 BW). In dat verband staat de vraag centraal wie als werkgever is aan te merken, indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan met een vof. Die centrale vraag laat zich ook vertalen tot de meer algemene vraag: wie kan ik aanspreken als ik met een vof heb gecontracteerd?

De vof is een bijzondere contractspartij
Indien u een overeenkomst aangaat met een vof, gaat u eigenlijk een overeenkomst aan met de gezamenlijke vennoten. Dat komt omdat alleen natuurlijke personen (mensen) en rechtspersonen (zoals een BV of stichting) rechten en verplichtingen kunnen hebben. Naar geldend recht komt aan de vof, net zoals aan de andere personenvennootschappen (maatschap en commanditaire vennootschap), geen rechtspersoonlijkheid toe. De gezamenlijke vennoten zijn dus de vof. De wet voegt daar nog aan toe dat de vennoten onderling hoofdelijk zijn verbonden voor de schulden van de vof.

Waar het de vof aan rechtspersoonlijkheid ontbreekt, heeft zij echter wel een zogenaamd ‘afgescheiden vermogen’. Daarmee is bedoeld dat de vof een eigen zaaksvermogen heeft, dat uitsluitend vatbaar is voor verhaal door schuldeisers van de vof. Het bestaan van dit afgescheiden vermogen maakt dat de vof ook als zodanig failliet kan worden verklaard. Het faillissement van een vof leidt overigens niet noodzakelijkerwijs tot het faillissement van haar vennoten.

Contracteert u met een vof, dan heeft u meerdere vorderingsrechten. Enerzijds kunt u verhaal nemen op het zaaksvermogen van de vof. Anderzijds kunt u uw vordering verhalen op het privévermogen van de vennoten.

Arbeidsovereenkomst met een vof
In bovengenoemde uitspraak brengt het voorgaande de Hoge tot het oordeel dat een arbeidsovereenkomst met een vof moet worden beschouwd als een arbeidsovereenkomst met de gezamenlijke vennoten die samen de vof vormen. Dat maakt de gezamenlijke vennoten de werkgever in de zin van de wet. Werknemers van een vof kunnen hun eventuele vorderingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomsten verhalen op zowel het afgescheiden zaaksvermogen van de vof als de privévermogens van de afzonderlijke vennoten. Bovendien geldt de aan deze vorderingsrechten verbonden voorrang niet alleen ten opzichte van de vof, maar óók wanneer de werknemer verhaal zoekt op de privévermogens van de vennoten.

Dat betekent dat een werknemer van een vof de mogelijkheid heeft om de vennoten rechtstreeks aan te spreken voor betaling van bijvoorbeeld transitievergoedingen. Het is een reële mogelijkheid dat uit de uitspraak van de Hoge Raad voortvloeit dat de re-integratieverplichtingen bij ziekte van een werknemer (van de vof) mede rust op de individuele vennoten. Dat geldt ook voor vennoten die zich uitsluitend financieel hebben verbonden aan de vof.

En in faillissement?
In de door de Hoge Raad behandelde uitspraak waren gelijktijdig de faillissementen van zowel de vof als de vennoten uitgesproken. De faillissementen van de vennoten zijn vervolgens omgezet in wettelijke schuldsaneringsregelingen. De vorderingsrechten van werknemers die dateren van voor datum faillissement zijn bevoorrecht in het faillissement van de vof en de schuldsaneringsregelingen van de afzonderlijke vennoten.

De Faillissementswet bepaalt ten slotte dat het loon van werknemers en de met de arbeidsovereenkomst samenhangende premieschulden vanaf het faillissement als boedelvordering kwalificeert. Dergelijke vorderingen worden meteen uit de faillissementsboedel voldaan als voldoende actief aanwezig is, dus vóór de vorderingen die dateren van voor het faillissement.

In de hier besproken kwestie speelde nog de vraag of vorderingen die in het faillissement van de vof als boedelvordering kwalificeerde, ook in de schuldsaneringsregelingen van de vennoten als boedelvordering kwalificeren. Volgens de Hoge Raad is dat wel het geval, echter alleen voor zover die vordering betrekking heeft op de periode na het ingaan van het faillissement respectievelijk de schuldsaneringsregelingen.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u andere vragen, neem dan contact op met Jeffrey van Nuland. U kunt uiteraard ook contact opnemen met een van de andere advocaten van ons team insolventie & herstructurering.

Mei 2019