De film “Judge Dredd” heeft een cultstatus bereikt. In de versie uit de jaren negentig wordt de rol van Judge (Joe) Dredd gespeeld door Sylvester Stallone.
Judge Dredd maakt onderdeel uit van een futuristische politie-eenheid die in de straten van de stad Megalopolis patrouilleert. De term Judge doet al vermoeden dat Dredd niet alleen politieagent, maar tevens rechter is. De Judges (rechters) zijn zelfs meer dan politieagent en rechter. Ze zijn een kruising tussen politieagent, openbaar aanklager, rechter én beul.
Het kan dus gebeuren, zoals in de openingsscène, dat de Judges met de pet van politieagent op op een melding afgaan. Tijdens het politieoptreden wordt vervolgens iemand aangehouden. De Judge trekt na de aanhouding in één vloeiende beweging zijn politiepet af en doet de pet van openbaar aanklager op. Als aanklager vordert hij een straf. Diezelfde Judge oordeelt vervolgens zelf als rechter over deze vordering. Als de verdachte schuldig wordt bevonden (wat gek genoeg altijd het geval is), dan wordt de straf – vaak de doodstraf – vervolgens direct ten uitvoer gelegd door dezelfde Judge. De Judge fungeert dan als beul.
Het gebrek aan functiescheiding is evident. Dat wordt onderstreept door de lijfspreuk van Dredd: “I am the law!“. Het is maar goed dat Judge Dredd fictie is (en curatoren geen beulen zijn).
Zijn er voor curatoren lessen te trekken uit deze film? Misschien wel, hetgeen te illustreren is aan de hand van een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2016:5916).
In deze casus start de curator een onderzoek naar de oorzaken van het faillissement. Dit onderzoek heeft hij, met instemming van de betrokken bestuurders, verricht aan de hand van een protocol. Onderdeel van het protocol is dat de curator hoor en wederhoor zal toepassen, maar ook dat het rapport integraal wordt gehecht aan het openbaar verslag. Het openbaar verslag wordt, zoals in (bijna) alle faillissementen, gepubliceerd in het digitale centraal insolventieregister en staat online. De ervaring leert dat zodra iets online staat, dit niet eenvoudig te verwijderen is, ook als de verslagen na het faillissement worden verwijderd uit het centraal insolventieregister.
Na afronding van het onderzoek wil de curator, conform het protocol, zijn rapport integraal als bijlage aan het openbaar verslag hechten. Eén van de bestuurders van failliet verzet zich evenwel tegen de publicatie van het rapport. Omdat de curator niet vrijwillig wil afzien van publicatie vordert de bestuurder in kort geding een verbod tot publicatie.
De bestuurder vordert dat verbod omdat hij meent dat de gepresenteerde ‘feiten‘ in het rapport deels onjuist zijn en deels genuanceerder dienen te worden weergegeven. Voorts zou het online publiceren van de rapportage leiden tot imagoschade voor hem en zijn gezin en is de bestuurder bang dat hij zijn nieuwe baan kwijtraakt.
De curator stelt echter dat hij verplicht is tot publicatie van het rapport omdat hij de crediteuren van de failliet dient te informeren over de uitkomsten van zijn onderzoek. De curator is van mening dat hij de crediteuren alleen voldoende kan informeren indien hij het volledige rapport inclusief zijn conclusies publiceert.
De rechter stelt, na een belangenafweging, de bestuurder in het gelijk. De wijze waarop de curator de feiten presenteert en sommige conclusies heeft getrokken is volgens de rechter onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens de bestuurder. De curator dreigt zodoende onrechtmatig te handelen door (online) publicatie van het rapport. De rechter komt tot zijn oordeel op basis van onder meer de volgende overwegingen:
- “Allereerst merkt de voorzieningenrechter op dat het rapport niet goed leesbaar is vanwege de omstandigheid dat een chronologisch overzicht van de feiten ontbreekt.“
- “Ook is het rapport wat de voorzieningenrechter betreft niet helder.“
- “Daarnaast is het rapport niet volledig.“
- “Ten aanzien van de door de curator in hoofdstuk 4 van het rapport getrokken conclusies merkt de voorzieningenrechter op dat de curator daarbij (soms) apodictisch tewerk gaat.“
Een apodictische stelling is een stelling die niet bewezen hoeft te worden. De curator kan evenwel, zoals de rechter overweegt, niet zijn visie als waarheid presenteren, dat oordeel is immers aan de rechter voorbehouden die over de eventuele onregelmatigheden heeft te oordelen.
Ook overweegt de voorzieningenrechter dat er geen (wettelijke) plicht voor de curator bestaat om het rapport aan het openbaar verslag te hechten. Uiteraard is de curator wel gehouden om de crediteuren te informeren. Dit kan evenwel zonder publicatie van het volledige rapport. De curator dient zodoende, zolang niet onomstotelijk vaststaat dat er sprake is van onregelmatigheden, terughoudend te zijn met het verstrekken van informatie. De curator moet daarnaast duidelijk maken indien bepaalde passages zijn visie op de feiten is en dat het uiteindelijk aan de rechter voorbehouden is om daarover te oordelen.
Het is dus niet aan curatoren om zelf eventuele onregelmatigheden te onderzoeken, nadien te oordelen dat er sprake is van onregelmatigheden én dat direct – zonder nadere rechtelijke toetsing – aan de buiten wereld kenbaar te maken. Treft u nu een curator die overtuigd is van zijn eigen gelijk, zorg dan tijdig voor een open gesprek met de curator. Curatoren en bestuurders zijn het misschien niet eens over de conclusies van de curator, maar ondanks die verdeeldheid is het voor beide partijen van belang om heldere (proces)afspraken te maken. Het is raadzaam om u daarbij te laten bijstaan door een ter zake deskundige advocaat.
Meer informatie?
In onze nieuwsbrieven houden we u op de hoogte van alle relevante wetsontwikkelingen op het gebied van faillissementsrecht. Heeft u vragen over deze bijdrage of heeft u andere vragen? Neem dan contact op met Lodewijk Hox. U kunt uiteraard ook contact opnemen met een van de andere advocaten van ons team Insolventie & Herstructurering.
Juli 2017