Skip to main content

In de uitspraak van 1 februari 2017 heeft de Afdeling de zogenoemde ‘Tegelen-jurisprudentie’ nader uitgewerkt (ECLI:NL:RVS:2017:247 ). Deze uitspraak is relevant voor projecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is verleend. De Afdeling legt uit wat de gevolgen voor deze omgevingsvergunning zijn, indien het daaraan ten grondslag liggende bestemmingsplan wordt vernietigd.

Tegelen-jurisprudentie
Met de ‘Tegelen-jurisprudentie’ wordt bedoeld de uitspraak van de Afdeling van 21 december 1999 (ECLI:NL:RVS:1999:AA4296 ), waarbij in onder meer de uitspraken van de Afdeling van 12 januari 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP0510 ) en 24 februari 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP6324 ) is aangesloten. In deze uitspraken is bepaald wat de rechtsgevolgen zijn voor een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’, als het bestemmingsplan op basis waarvan die omgevingsvergunning is verleend wordt vernietigd. De Afdeling heeft in de Tegelen-jurisprudentie bepaald dat voor een onaantastbare omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ dan een uitzondering wordt gemaakt op de hoofdregel die normaliter inhoudt dat de vernietiging van een besluit de vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit meebrengt. Dit laatste is bepaald in artikel 8:72 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Kortom: in de Tegelen-jurisprudentie is bepaald dat de vernietiging van een bestemmingsplan geen gevolgen heeft voor een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’.

Nadere uitwerking Tegelen-jurisprudentie
De Afdeling heeft de Tegelen-jurisprudentie steeds verder uitgewerkt. Zo oordeelde de Afdeling in de uitspraak van 21 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:92 ) dat de uitzondering op artikel 8:72, lid 2 Awb niet geldt voor de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Dit betekent dat als een omgevingsvergunning wordt verleend als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, aanhef en onder c, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en het daaraan ten grondslag liggende bestemmingsplan wordt vernietigd, de omgevingsvergunning ook blootstaat aan vernietiging.

In de uitspraak van 8 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1131 ) oordeelde de Afdeling dat de Tegelen-jurisprudentie wel geldt voor de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde’, zoals opgenomen in artikel 2.1, lid 1, aanhef en onder b, Wabo. De reden hiervoor is dat voor deze omgevingsvergunning – net als voor de activiteit ‘bouwen’ – een limitatief-imperatief stelsel voor de vergunningverlening in de Wabo is opgenomen. Dit houdt in dat indien zich op het moment van de aanvraag of bezwaar geen strijdigheden met het bestemmingsplan voordoen, het bestuursorgaan de omgevingsvergunning niet kan weigeren. De rechtszekerheid rechtvaardigt dat bij vernietiging van het bestemmingsplan voor de omgevingsvergunning een uitzondering wordt gemaakt op artikel 8:72, lid 2 Awb.

Casus
In de uitspraak van 1 februari 2017 ging het om een handhavingsverzoek dat was ingediend tegen de aanwezigheid van een rijhal op een perceel, omdat hiervoor geen geldige omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ zou zijn. De reden hiervoor was volgens de appellant dat het bestemmingsplan dat aan de omgevingsvergunning ten grondslag lag, is vernietigd. B&w van Roermond weigerde handhavend op te treden en de rechtbank Limburg oordeelde dat het beroep ongegrond was.

De uitspraak
De Afdeling overweegt eerst dat de toetsing van de beslissing op bezwaar door de rechtbank wordt verricht aan de hand van de feiten zoals die zich voordeden en het recht dat gold ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar. Met wijzigingen in de juridische status die zich na die datum hebben voorgedaan, mocht de rechtbank dus geen rekening houden. Ook de Afdeling kan deze wijzigingen niet in haar beoordeling betrekken.

De Afdeling overweegt vervolgens dat in dit geval de Tegelen-jurisprudentie niet van toepassing is. Dit betekent volgens de Afdeling echter niet dat de vernietiging van het bestemmingsplan automatisch de vernietiging van de omgevingsvergunning tot gevolg heeft gehad of tot gevolg heeft dat de omgevingsvergunning nietig is. De omgevingsvergunning wordt niet van rechtswege ongeldig als het bestemmingsplan dat eraan ten grondslag ligt wordt vernietigd. De reden daarvoor is dat de omgevingsvergunning niet als rechtsgevolg van het vernietigde bestemmingsplan kan worden aangemerkt. Vernietiging van het bestemmingsplan leidt slechts ertoe dat een omgevingsvergunning die op basis daarvan is verleend blootstaat aan vernietiging, zolang de vergunning niet onherroepelijk is.

Dit betekent dat een bestuursorgaan in een bezwaarprocedure tegen een vergunning die nog niet in rechte onaantastbaar is, aan deze vergunning niet met succes het vernietigde bestemmingsplan ten grondslag kan leggen. Als de Tegelenjurisprudentie niet van toepassing is, geldt dat ook in een beroepsprocedure tegen zo een omgevingsvergunning.

De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is, omdat de omgevingsvergunning ten tijde van de beslissing op bezwaar in de handhavingsprocedure nog in tact was. Om deze reden was er op dat moment geen sprake van een overtreding. Na de beslissing op bezwaar in de handhavingsprocedure is de omgevingsvergunning alsnog ingetrokken. Met deze omstandigheid kon de Afdeling – gelet op de ex tunc toetsing – echter geen rekening houden.

Constateringen

  • Een bestuursorgaan kan bij een aanvraag of bezwaarprocedure voor een omgevingsvergunning – gelet op de ex-nunc toetsing – niet met succes een vernietigt bestemmingsplan aan de omgevingsvergunning ten grondslag leggen.
  • Voor de fase van beroep geldt – gelet op de ex tunc toetsing – dat voor een omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘bouwen’ of ‘het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde’, wel een vernietigt bestemmingsplan aan de omgevingsvergunning ten grondslag kan liggen. Het bestemmingsplan dient dan hangende het beroep vernietigd te zijn.
  • Voor de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘het afwijken van het bestemmingsplan’ geldt dat ook in de fase van beroep niet een vernietigt bestemmingsplan aan de vergunningverlening ten grondslag kan liggen. Indien dit onterecht wel zo is, dient door partijen op deze grond een beroep te worden gedaan.
  • Indien een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘het afwijken van het bestemmingsplan’ onherroepelijk is, kan vernietiging van het bestemmingsplan niet ertoe leiden dat de omgevingsvergunning aan vernietiging blootstaat.

Meer informatie
Heeft u vragen over dit onderwerp? Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Silvie Joosten of een van de andere advocaten van team bestuursrecht. Zij zijn u graag van dienst.

15 februari 2017

.