Skip to main content

Om te voorkomen dat de onderhandelingen in het kader van een WHOA-traject worden verstoord door (verhaals)acties van schuldeisers, biedt de WHOA in artikel 376 Fw de mogelijkheid aan de rechter om op verzoek van de schuldenaar of herstructureringsdeskundige een afkoelingsperiode af te kondigen. Over de afkoelingsperiode schreef mijn collega Jeffrey van Nuland eerder een artikel. Inmiddels zijn er meerdere uitspraken van rechtbanken gepubliceerd. In dit artikel praten wij u graag bij over de uitgangspunten die daaruit zijn af te leiden.

Recent gepubliceerde uitspraken

Recent zijn er drie afkoelingsperiodes door de rechtbank toegewezen. Het betreft de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 15 januari 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:198), een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 15 januari 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:84) en een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 21 januari 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:363). Uit deze uitspraken zijn een aantal lessen te halen.

Noodzaak afkoelingsperiode:

Om tot een toewijzing van het verzoek te kunnen komen, moet noodzakelijk zijn dat de onderneming gedurende de onderhandelingen wordt voortgezet. In de uitspraak van Rechtbank Den Haag wordt voor dat oordeel meegenomen dat het voortzetten van de onderneming een belangrijk onderdeel is van het beoogde akkoord. In de uitspraak van de Rechtbank Gelderland zie je in dit kader terug dat een schuldeiser gedreigd heeft faillissement aan te vragen van de schuldenaar.

Opvallend aan de uitspraak bij de Rechtbank Amsterdam is dat het beoogde akkoord bedoeld is om de bedrijfsvoering af te wikkelen in plaats van voort te zetten. De rechtbank oordeelt dat het ook in dit geval noodzakelijk is om de onderneming voort te zetten omdat met een akkoord buiten faillissement een beter resultaat kan worden bereikt dan bij faillissement en schuldeisers het proces door middel van de afkoelingsperiode niet kunnen blokkeren of vertragen.

Belangen van de schuldeisers:

In alle drie de zaken hecht de rechter groot belang aan de belangen van de schuldeisers. In de uitspraken van Rechtbank Den Haag en Rechtbank Gelderland wordt overwogen dat een hogere uitkering aan de schuldeisers zal plaatsvinden met een akkoord dan in geval van faillissement. Ook bij de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam wordt rekening gehouden met bedragen die investeerders beschikbaar willen stellen om snel tot een oplossing te kunnen komen en daarnaast onderbouwt de rechtbank uitvoerig dat werknemers in dit geval geen belang hebben bij het op korte termijn uitspreken van het faillissement.

Niet-ontvankelijk verklaring

Ook is een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode is niet-ontvankelijk verklaard. Het gaat om een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 29 januari 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:509).

De rechtbank stelt vast dat er niet is voldaan aan één van de vereiste voorwaarden is voldaan, want er is geen akkoord aangeboden door de schuldenaar, er niet toegezegd dat binnen twee maanden een akkoord zal worden aangeboden en er is geen herstructureringsdeskundige aangewezen door de rechtbank. Verzoekers worden daarom niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek.

Wat kunnen we hieruit afleiden?

Als verzoeker moet je concrete omstandigheden aanvoeren die aantonen dat het noodzakelijk is de onderneming tijdens de onderhandeling voort te zetten, omdat anders het akkoord niet tot stand kan komen. Belangrijk is daarbij op te merken dat het akkoord een hogere opbrengst oplevert voor de schuldeisers dan bij een faillissement het geval zou zijn. Dan is aannemelijk dat de afkoelingsperiode ook in het belang van de schuldeisers is.

Meer informatie

Wilt u meer informatie over de WHOA? Neem dan een kijkje op onze WHOA pagina of neem contact op met Merel Lentjes.

Maart 2021