Medio juni zag het onderhandelaarsakkoord voor een nieuwe cao mbo het licht. Op 29 juni 2016 heeft de sectorraad middelbaar beroepsonderwijs van de Algemene Onderwijsbond ingestemd met dat akkoord. De cao mbo 2016-2017 (hierna: cao mbo) is daarmee een feit en gaat in op 1 juli 2016 en loopt tot 1 oktober 2017. De meest opmerkelijke wijzigingen vanuit arbeidsrechtelijk perspectief worden in deze bijdrage op een rij gezet.
Keten tijdelijke arbeidsovereenkomsten
De ketenregeling in de Wet Werk en Zekerheid (artikel 7:668a BW) is onder de cao mbo onverkort van toepassing. Dat betekent dat maximaal drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd mogen worden afgesloten met een maximale gezamenlijke looptijd van in totaal 24 maanden, waarbij tussenpozen tot maximaal zes maanden worden inbegrepen. Enkel voor de Leraar in Opleiding (LIO) en de docent die nog niet volledig voldoet aan bekwaamheidseisen op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs gelden uitzonderingen. De LIO is werkzaam op basis van een leerarbeidsovereenkomst (niet: arbeidsovereenkomst). De arbeidsovereenkomst met de (zij-instromende) docent in opleiding, traject Pedagogisch Didactisch Getuigschrift of verkorte lerarenopleiding, kan onder strikte voorwaarden tot maximaal tweemaal één jaar worden verlengd.
Ontslag via UWV of kantonrechter
Onder de oude cao was de Commissie van Beroep bevoegd om kennis te nemen en te adviseren over ontslagkwesties. Onder de cao mbo is het reguliere ontslagrecht van toepassing. Dit houdt in dat de werkgever zich tot het UWV dient te wenden in geval van een ontslag wegens bedrijfseconomische redenen (a-grond) of langdurige arbeidsongeschiktheid (b-grond). De kantonrechter is bevoegd bij persoonlijke ontslagmotieven zoals disfunctioneren (d-grond) of een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond). De Commissie van Beroep blijft wel bevoegd om kennis te nemen van besluiten die zien op maatregelen die niet direct een ontslag tot gevolg hebben, zoals een disciplinaire maatregel of het (in)direct onthouden van bevordering.
Reorganisaties in het mbo
De nieuwe cao mbo definieert de term reorganisatie en geeft daarmee de ondernemingsraad een grotere rol dan onder de oude cao. In de oude cao was wel al het zogeheten reorganisatieoverleg geregeld: de werkgever was verplicht om met de vakbonden in overleg te treden indien er een voornemen voor reorganisatie, fusie of splitsing bestond. In de nieuwe cao kan de werkgever geen ontslagen effectueren op grond van bedrijfseconomische redenen indien er geen reorganisatieoverleg heeft plaatsgevonden. Voor de definitie van “reorganisatie” wordt tot op zekere hoogte aansluiting gezocht bij artikel 25 van de Wet op de Ondernemingsraden. Er is sprake van een reorganisatie indien er – kort samengevat – sprake is van een beëindiging van de werkzaamheden, een belangrijke krimp of uitbreiding, of als er sprake is van wijziging van de werkzaamheden, de locatie, de organisatie of onderlinge bevoegdheden binnen de instelling. Daarnaast is er sprake van een reorganisatie indien er een einde komt aan duurzame samenwerkingsverbanden met andere instellingen. Indien er belangrijke technologische voorzieningen wijzigen is er tot slot ook sprake van een reorganisatie indien dat directe gevolgen heeft voor de personele bezetting.
Sociale zekerheid
De cao mbo corrigeert de versobering van de WW-uitkering in opbouw en duur. In totaal heeft de werknemer in ieder geval recht op maximaal 72 maanden WW. Dit WW-recht kan voor oudere werknemers nog langer doorlopen. De WW voor het mbo is opgedeeld in vier elementen: publiek, privaat, aansluitend en extra aansluitend.
De eerste 24 WW-maanden zijn een publieke WW-uitkering. Onder de cao mbo blijft de werknemer recht houden op maximaal 38 maanden WW volgens de oude regels van opbouw (1 maand per arbeidsjaar). Dit derde WW-jaar is de private WW-uitkering.
Daarnaast wordt de WW aangevuld tot maximaal 75% van het laatst verdiende loon gedurende de eerste zes maanden van werkloosheid. Vervolgens bestaat gedurende maximaal 18 maanden recht op een aanvulling tot 70% van het laatst verdiende loon. Voor het derde WW jaar geldt een maximering van de aanvulling tot 70% van het laatst verdiende loon, met als bovengrens einde schaal 12 (LD).
Na afloop van de WW bestaat een aansluitende uitkering ter hoogte van 70% van het laatst verdiende loon met als bovengrens einde schaal 11 (LC). De opbouw komt neer op één maand per gewerkt jaar in het onderwijs, met een maximum van 34 maanden. De aansluitende uitkering is van toepassing op werknemers die meer dan vijf jaar in het onderwijs hebben gewerkt.
Indien de werknemer in de periode vanaf 10 jaar voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd na afloop van de aansluitende uitkering nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, bestaat er een recht op een extra aansluitende uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd. De werknemer moet ten minste 15 jaar in het onderwijs hebben gewerkt. De hoogte van de uitkering is 70% van het laatst verdiende loon, gemaximeerd tot 130% van het wettelijk minimumloon.
Nieuwe baan WW-gerechtigde
De werknemer die de private WW-uitkering of de aansluitende uitkering ontvangt en die een nieuwe dienstbetrekking aangaat voor een lager loon dan het laatstverdiende loon, heeft recht op loonsuppletie. De loonsuppletie is gelijk aan het verschil tussen oud en nieuw loon. De loonsuppletie eindigt wanneer de werknemer geen recht meer heeft op de (verlengde) WW-uitkering.
Geen bindingstoelage meer
De werknemer die benoemd is in een functie met carrièrepatroon LB, LC, LD en LE en die vanaf 1 januari 2009 gedurende vijf jaar bezoldigd werd volgens het maximumsalaris van zijn functie of hoger, had onder de oude cao recht op een bindingstoelage, tenzij uit een beoordeling zou blijken dat er sprake was van onvoldoende functioneren. Doelstelling hiervan was om de werknemer duurzaam te verbinden aan de mbo-instelling. Al uit de considerans van de vorige cao kon worden afgeleid dat de bindingstoelage een tijdelijk karakter had, omdat de beschikbare middelen uit het Convenant Leerkracht van Nederland niet duurzaam dekkend zouden zijn. Uit het onderhandelaarsakkoord voor de nieuwe cao mbo volgt dat de bindingstoelage niet meer zal worden toegepast op nieuwe instromers per 1 augustus 2016. Werknemers die al onder de bindingstoelage vielen, behouden hun rechten.
Naast bovenvermelde wijzigingen vinden er ook loonsverhogingen plaats waarbij eenmalige uitkeringen worden verstrekt. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de nodige overgangsregelingen in het kader van de sociale zekerheid en zullen er nadere eisen worden gesteld aan de re-integratie van zieke werknemers. De cao mbo zal tot slot specifiek aandacht besteden aan de zogeheten participatiebanen.
Vragen?
Voor vragen over de cao’s en voor juridische ondersteuning bij het vormgeven van een personeelsbeleid passend bij uw organisatie, kunt u contact opnemen.
Publicatie uit nieuwsbrief onderwijs juli 2016. Klik hier voor de nieuwsbrief.