Op 20 december 2017 heeft de rechtbank Oost-Brabant (hierna: “Rechtbank”) uitspraak gedaan over het verhalen van kosten die de gemeente Neuen, Gerwen en Nederwetten (hierna: “Gemeente”) heeft moeten maken voor het verwijderen van drugsafval (hierna: “Uitspraak”). De Rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente (hierna: “College”) ten onrechte heeft besloten dat deze kosten door de grondeigenaar diende te worden betaald. Naar de Uitspraak werd met veel belangstelling uitgekeken.
Achtergrond van de problematiek
In de provincie Noord-Brabant is het dumpen van drugsafval een groot probleem. Vaak gaat het hierbij om het lozen van chemisch afval voor de productie van synthetische drugs, met alle gevolgen van dien voor mens en milieu. Overheden laten het afval doorgaans direct verwijderen. Hiervoor kunnen bestuursorganen gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheden, zoals het toepassen van (spoedeisende) bestuursdwang.
De toepassing van bestuursdwang geschiedt in beginsel op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen, zo volgt uit artikel 5:25, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht.
Indien afval op privéterrein wordt aangetroffen, worden de eigenaren van deze percelen doorgaans aangemerkt als de overtreders van de relevante wet- en regelgeving. Dit betekent dat de grondeigenaren in de praktijk meer dan eens worden geconfronteerd met hoge kosten voor het opruimen van drugsafval op hun percelen, ook indien zij geen weet hadden van het geloosde afval. Dit is voor de grondeigenaren een bijzonder onwenselijke uitkomst.
In de praktijk leidt deze problematiek dan ook vaak tot discussies tussen grondeigenaren en bestuursorganen over de vraag of de kosten voor het verwijderen van het drugsafval redelijkerwijs ten laste van de grondeigenaren behoren te komen.
Casus
In de Uitspraak zijn eisers eigenaar van een weiland in Nuenen. In de nacht van 27 op 28 september 2016 vond er op dit weiland een autobrand plaats. Nadat de brandweer de brand had geblust, kreeg men de indruk dat er drugsafval in het uitgebrande voertuig aanwezig was. Een extern bedrijf heeft vervolgens in opdracht van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant direct de situatie onderzocht en de uitgebrande bestelbus en de chemische afvalstoffen verwijderd. Het College heeft hiervoor gebruik gemaakt van haar bevoegdheid tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang (hierna: “Besluit 1”).
Nog geen jaar later, in de nacht van 7 op 8 augustus 2017, vindt er opnieuw een brand plaats op het weiland. Nu ging het om 45 kleine jerrycans en een grotere tank, waarbij de jerrycans op dekens en kleding waren gegooid en in brand waren gestoken. In opdracht van de Gemeente werd ook dit afval direct verwijderd. Ook hiervoor heeft het College gebruik gemaakt van haar bevoegdheid tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang (hierna: “Besluit 2”).
In zowel Besluit 1 als Besluit 2 heeft het College tevens besloten de kosten voor het verwijderen van het afval te verhalen op eisers.
Aan Besluit 1 heeft het College ten grondslag gelegd dat eisers hebben gehandeld in strijd met de Woningwet en het vigerend bestemmingsplan. Aan Besluit 2 heeft het College ten grondslag gelegd dat eisers hebben gehandeld in strijd met de Woningwet, het vigerend bestemmingsplan, de Algemene plaatselijke verordening en de Wet milieubeheer.
Eisers zijn het niet eens met deze besluiten. Zij stellen zich hiervoor onder meer op het standpunt dat zij niet als overtreders kunnen worden aangemerkt, omdat zij geen weet hadden van het drugsafval en hen niets te verwijten valt.
Uitspraak
Bevoegdheid
Aan Besluit 2 is door het College onder meer het overtreden van artikel 1.1a Wet milieubeheer ten grondslag gelegd. Dit artikel bepaalt dat een ieder voldoende zorg voor het milieu in acht dient te nemen. Indien een bestuursorgaan op grond van dit artikel handhavend optreedt en hierover ontstaat een geschil, is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) – de hoogste bestuursrechter – bevoegd over een geschil te oordelen. Dit volgt uit artikel 2, Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht.
Indien er sprake is van één feitencomplex waarbinnen meerdere overtredingen hebben plaatsgevonden en bij één van deze overtredingen de Afdeling bevoegd is, is de Afdeling exclusief bevoegd om over het (gehele) handhavingsbesluit te oordelen. Dit volgt uit jurisprudentie van de Afdeling.
Dit betekent dat de Afdeling exclusief bevoegd is te oordelen over het geschil naar aanleiding van Besluit 2. Desondanks oordeelt de Rechtbank dat zij bevoegd is kennis te nemen van dit geschil. Het oordeel van de Rechtbank over haar bevoegdheid is vanuit juridisch oogpunt dus merkwaardig.
Inhoudelijke beoordeling
Vervolgens overweegt de Rechtbank dat in beide procedures uitsluitend sprake is van het overtreden van artikel 1a Woningwet. Dit artikel bepaalt (kort gezegd) dat de eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein ervoor zorg draagt dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Volgens de Rechtbank kan iemand deze bepaling overtreden, ook als hem of haar niets kan worden verweten. De Rechtbank stelt daarmee vast dat er sprake is van een overtreding door eisers.
Hierna beantwoordt de Rechtbank de vraag of het terecht is dat het College het drugsafval direct heeft laten verwijderen. De Rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De situatie was zo dringend dat het College direct diende in te grijpen, aldus de Rechtbank.
Tot slot oordeelt de Rechtbank dat het niet terecht is dat het College de rekening van het opruimen van het drugsafval op eisers verhaalt. Dit omdat vaststaat dat eisers niets te maken hebben met het dumpen van het afval en eisers niet hebben geweten dat er drugsafval op het weiland aanwezig was, waardoor eisers ook niet kon worden verweten dat zij het drugsafval niet hebben opgeruimd. Tot slot was er sprake van gevaar voor de gezondheid en veiligheid, waardoor het opruimen nodig werd geacht in het algemeen belang en niet (uitsluitend) in het belang van eisers.
De Rechtbank concludeert dat het College de kosten voor het verwijderen van het drugsafval zelf moet dragen. Deze situatie is zo bijzonder dat het niet redelijk is om de rekening bij eisers neer te leggen, aldus de Rechtbank.
Constateringen
Ofschoon de Uitspraak wellicht in eerste instantie lijkt te passen in de lijn van de jurisprudentie van de Afdeling in het kader van het overtreden van de zorgplicht die volgt uit artikel 13 Wet bodembescherming, kan deze conclusie niet zonder meer worden getrokken. In deze jurisprudentie is bepaald dat iemand pas als overtreder van de zorgplicht ex artikel 13 Wet bodembescherming kan worden aangemerkt als diegene de overtreding zelf begaat of als deze aan hem kan worden toegerekend. Hiervoor sluit de Afdeling aan bij de tekst van artikel 13 Wet bodembescherming. In de onderhavige Uitspraak had het College het overtreden van andere wettelijke bepalingen ten grondslag gelegd aan de handhavingsbesluiten en lijkt de Rechtbank aan te sluiten bij de (algemene) uitzonderingsgrond zoals geformuleerd in artikel 5:25, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht.
De Uitspraak is vanuit maatschappelijk oogpunt begrijpelijk. Vanuit juridisch oogpunt kunnen echter de nodige vragen worden opgeworpen, zoals de vraag of de Rechtbank bevoegd was te oordelen over Besluit 2 en de vraag of de lijn in de Uitspraak zich ongelimiteerd kan voortzetten.
Wij kijken met belangstelling uit naar een uitspraak van de Afdeling over dit onderwerp.
Meer informatie
Heeft u vragen over dit onderwerp? Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Silvie Joosten of een van de andere advocaten van team Bestuursrecht. Zij zijn u graag van dienst.