Op het moment dat een onderneming in staat van faillissement wordt verklaard, zal het vermogen van de schuldenaar verdeeld worden onder zijn gezamenlijke schuldeisers. Het is aan de curator om dit te bewerkstelligen. De curator is immers belast met het beheer en de vereffening van de boedel (art. 68 Fw). In veel gevallen zal de boedel niet voldoende gelden bevatten om alle schuldeisers te kunnen voldoen. Wanneer de faillissementsboedel in een uitzonderlijk geval echter wél voldoende baten bevat om alle schuldeisers te betalen, rijst de vraag hoe de curator hiermee om dient te gaan. Met andere woorden: wat is de reikwijdte van de taak van de curator op het moment dat de faillissementsboedel voldoende baten heeft om alle schulden te kunnen voldoen? Aan de hand van een recente beschikking van de Hoge Raad beantwoord ik deze vraag in deze blog.
Casus
Iedere schuldeiser, de schuldeiserscommissie en de gefailleerde zelf kan invloed uitoefenen op het beheer van de failliete boedel (art. 69 Fw). In deze casus hebben de bestuurders (tevens aandeelhouders) van de failliete vennootschap op grond van art. 69 Fw een verzoek ingediend bij de rechter-commissaris om de curator tot beëindiging van het faillissement te bevelen. De boedel omvatte volgens hen al geruime tijd voldoende baten om de zogenaamde ‘geverifieerde schuldeisers’ en ‘de boedelkosten’ te voldoen. Het verder uitwinnen van debiteuren zou slechts boedelkosten opleveren. Het verzoek van de bestuurders (tevens aandeelhouders) werd door de rechter-commissaris niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verzoekende bestuurders geen schuldeisers waren of zelf waren veroordeeld tot een betaling aan de boedel die hun vordering overstijgt. De bestuurders gaan in hoger beroep. In hoger beroep verklaart de rechtbank één van de bestuurders niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaart de andere bestuurder wel ontvankelijk, maar wijst het verzoek van deze bestuurder af.
De rechtbank licht deze afwijzing als volgt toe. De rechtbank is van mening dat de curator in het belang van de boedel een zo hoog mogelijke boedelopbrengst dient na te streven. Gelet op de belangen van gezamenlijke schuldeisers dient de curator alle activa te gelde te maken. Dit klemt in onderhavige casus omdat de (verzoekende) bestuurders hun schuld aan de vennootschap nog niet hebben voldaan, terwijl een andere aandeelhouder zijn schuld wel heeft voldaan. Een afwikkeling van het faillissement en daarmee het staken van het incasseren van de vorderingen zou dan leiden tot een selectieve inning van debiteuren. Dat is volgens de rechtbank niet in het belang van de schuldeisers en aandeelhouders. Zij ziet dan ook geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen en de curator te bevelen over te gaan tot beëindiging van het faillissement.
Hoge Raad
De zaak gaat vervolgens naar de Hoge Raad. In cassatie gaat de Hoge Raad niet mee met het oordeel van de rechtbank. Volgens de Hoge Raad eindigt het faillissement op grond van art. 193 Fw van rechtswege zodra aan de geverifieerde schuldeisers het volle bedrag van hun vorderingen is uitgekeerd. Als de curator voldoende opbrengst heeft gerealiseerd om (na voldoening van de boedelkosten) de geverifieerde vorderingen te voldoen, is het doel van het faillissement bereikt. Zodra de geverifieerde schuldeisers zijn voldaan, eindigt het faillissement. Ook eindigt dan de beheers- en vereffeningstaak van de curator.
Dit roept de vraag op wanneer de curator tot uitkering aan de geverifieerde schuldeisers moet overgegaan. De Hoge Raad verwijst in dat kader naar het doel van het faillissement en (de totstandkomingsgeschiedenis van) art. 179 Fw. Hoewel dit artikel geen termijn bevat, moet de rechter-commissaris volgens de Hoge Raad in ieder geval de uitdeling bevelen zodra blijkt dat voldoende gelden aanwezig zijn om alle geverifieerde schuldeisers volledig te kunnen voldoen. Concreet betekent dit het volgende:
- het staat de curator niet vrij de vereffening voort te zetten en overige activa te gelde te maken ten behoeve van andere, niet-geverifieerde schuldeisers of aandeelhouders als de boedel toereikend is om de geverifieerde schuldeisers te voldoen;
- de beheers- en vereffeningstaak van de curator eindigt wanneer de vereffening voldoende heeft opgeleverd om alle geverifieerde schuldeisers te voldoen.
De Hoge Raad merkt tot slot op dat de curator slechts een taak heeft zolang het faillissement duurt. Na het einde van het faillissement zijn doorgaans de bestuurders van de rechtspersoon met de vereffening van het resterende vennootschapsvermogen belast (art. 2:23 lid 1 BW).
Meer informatie
Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Koen Vermeulen of één van de andere advocaten van team Insolventie & Herstructurering.
Mei 2020