Dit was de uitkomst van het kort geding tussen de Stichting Protect Everybody en enkele ouders van leerplichtige kinderen (“eisers”) versus ministeries van VWS en OCW (“de staat”). De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft op 15 januari 2021 uitspraak gedaan.
Het geschil
Op dit moment bevinden we ons in de tweede landelijke lockdown. Een van de maatregelen is dat alle middelbare scholen fysiek zijn gesloten tot ten minste 1 maart 2021. Gisteren is bekend geworden dat middelbare scholen vanaf 2 maart weer de deuren mogen openen. Middelbare scholieren zijn dan, gelet op de geldende wettelijke regelingen, verplicht een mondkapje te dragen als zij zich door het schoolgebouw bewegen. Het mondkapje kan af tijdens de les wanneer leerlingen een vaste zit- of staanplaats hebben.
Eisers vinden dat de Staat ten onrechte ervan uitgaat dat kinderen onder de 18 jaar een kleine rol spelen in de verspreiding van het coronavirus. Zij vorderen aanvullende maatregelen op middelbare scholen. Gelet op de nu al geldende bepalingen is de vraag waar de rechter zich over moest buigen feitelijk: moet de Staat het advies geven om ook een mondkapje te dragen tijdens de les?
(Beleids)vrijheid van de Staat bij het nemen van coronamaatregelen
Door de verspreiding van het coronavirus is er sprake van een acute crisissituatie in Nederland en in dergelijke situaties heeft de Staat een grote mate van (beleids)vrijheid bij het nemen van maatregelen, aldus de rechtbank. De besluiten die het kabinet neemt en de afwegingen die in dit kader worden gemaakt, behoren bij uitstek tot het domein van de uitvoerende macht. Hierdoor stelt de civiele rechter zich terughoudend op en wordt de rechtmatigheid van het handelen van de Staat op dit punt slechts beperkt getoetst: “Alleen als evident is dat de Staat onjuiste keuzes maakt en de Staat aldus niet in redelijkheid voor het gevoerde beleid heeft kunnen kiezen, is plaats voor rechterlijk ingrijpen.“
Richtlijnen WHO – adviezen OMT
Ter onderbouwing van hun vordering beroepen eisers zich op richtlijnen van de WHO. De rechtbank concludeert, in overeenstemming met de lezing van eisers, dat in deze richtlijnen wordt aanbevolen om kinderen vanaf 12 jaar een mondkapje te laten dragen in de klas. Hierbij benadrukt zij wel dat WHO-richtlijnen geen dwingend karakter hebben. Het zijn adviezen voor staten. Deze adviezen behoren door nationale deskundigen te worden betrokken bij hun advisering omtrent de nationale situatie. De nationale deskundigen, hier het OMT, adviseert daarentegen niet om middelbare scholieren een mondkapje te laten dragen in de klas. Het is hierbij van belang dat het OMT advies uitbrengt binnen de door het kabinet gemaakte keuzes ter bestrijding van het coronavirus. Dit zorgt ervoor dat:
“de Staat een eigen verantwoordelijkheid houdt om ook adviezen van de WHO in ogenschouw te nemen, die algemeen aanvaarde standaarden bevatten, en dat van de Staat een gedegen onderbouwing mag worden verwacht indien hij daarvan afwijkt. Een enkele verwijzing naar een andersluidend OMT-advies volstaat onder deze omstandigheden niet.“
Beoordeling
Bij haar beoordeling gaat de rechtbank uit van de drie pijlers die het kabinet hanteert bij de aanpak van het coronavirus:
(i) een acceptabele belastbaarheid van de zorg
(ii) het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving
(iii) het zicht houden op en het inzicht houden in de verspreiding van het virus
De rechtbank is van oordeel dat de beslissing om mondkapjes tijdens de les niet te adviseren, past binnen deze drie pijlers. Volgens de rechtbank staat het voldoende vast dat het ziekteverloop bij kinderen over het algemeen minder ingrijpend is dan bij volwassenen en kinderen daarom niet tot de kwetsbare mensen in de samenleving (pijler ii) behoren. Het is niet uitgesloten dat een kind in het ziekenhuis belandt vanwege een coronabesmetting, maar dit gebeurt doorgaans maar zelden. De maatregelen op scholen zijn er dus, in tegenstelling tot wat eisers graag zien, niet op gericht om besmettingen tussen leerlingen uit te sluiten. Deze maatregelen zijn gericht op pijler i, een acceptabele belastbaarheid van de zorg. Bezien in het kader van de genoemde drie pijlers is het achterwege laten van een advies tot het dragen van een mondkapje in de les niet onbegrijpelijk, aldus de rechtbank.
Ter verdere onderbouwing van haar oordeel wijst de rechtbank nog op het feit dat het nut van het dragen van een mondkapje omstreden is en de Staat aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruik van mondkapjes in de klas een goed verloop van het onderwijs (enigszins) beperkt. Dit laatste vanwege het feit dat mondkapjes een negatieve invloed hebben op de verstaanbaarheid en het waarnemen van gezichtsuitdrukkingen.
Conclusie
De rechtbank oordeelt dat de beslissing van de Staat om het dragen van mondkapjes tijdens de les niet te adviseren niet onbegrijpelijk is. De Staat hoeft dit dus niet te adviseren.
De rechtbank constateert nog dat er ouders zijn die moeite hebben met een heropening van de scholen. Bijvoorbeeld omdat zij bang zijn voor de besmetting van een kwetsbaar persoon in hun directe omgeving als gevolg van de schoolgang van hun kinderen. De rechtbank acht een dergelijke angst niet volstrekt irreëel of ongegrond. In dat verband plaatst de rechtbank nog een kanttekening bij haar uitspraak: “De voorzieningenrechter neemt daarom aan dat de Staat, indien hij vasthoudt aan zijn beleid om geen extra maatregelen op scholen te treffen, in individuele gevallen enige mate van soepelheid zal hanteren voor het maken van uitzonderingen op de leerplicht.“
Vragen?
Heeft u vragen over de coronamaatregelen voor het onderwijs, neemt u dan contact op met ons team Onderwijs.
Februari 2021