Iedere werknemer heeft recht op een behoorlijke en zorgvuldige verwerking van zijn of haar persoonsgegevens door de werkgever. Indien de werkgever een handeling verricht met betrekking tot persoonsgegevens is de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: “Wbp”) van toepassing. Mag de werkgever persoonsgegevens van de werknemer ook aan derden verstrekken? Een recente uitspraak van de Raad van State geeft hierover meer duidelijkheid.
Casus
In deze zaak vordert een inmiddels voormalig ambtenaar van het ministerie van Infrastructuur en Milieu schadevergoeding van EUR 30.000,-, wegens handelen van de Staat der Nederlanden (of de minister van Infrastructuur en Milieu) in strijd met de Wbp.
De ambtenaar is tot 1998 in dienst geweest bij het ministerie. Ten behoeve van een hypothecaire lening heeft de ambtenaar in 2000 een salarisstrook en werkgeversverklaring van dit dienstverband aangeleverd bij Stichting pensioenfonds ABP (hierna: “ABP”), de hypotheekhouder. Eind 2002 kon de ambtenaar zijn betalingsverplichtingen uit de hypothecaire lening niet meer voldoen en werd er overgegaan tot executoriale verkoop van zijn woning. Obvion N.V. heeft de executoriale verkoop, als rechtsgeldige vertegenwoordiger van ABP, uitgevoerd. De veilingopbrengst is vervolgens in mindering gebracht op de hypothecaire schuld van de ambtenaarr. In het kader van terugbetaling van de resterende hypothecaire schuld van de ambtenaar richt Obvion zich in 2010 tot het ministerie. Obvion verzoekt de minister van Infrastructuur en Milieu na te gaan of de salarisstrook en werkgeversverklaring overeenstemmen met hetgeen bij de minister bekend is. Dit bleek niet het geval te zijn. Dit had tot gevolg dat Obvion de inmiddels voormalig ambtenaar heeft gemeld bij de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken. Door deze melding van Obvion kan de ambtenaar niet meer in aanmerking komen voor een hypotheek. Ten aanzien van de verstrekte informatie door de minister van Infrastructuur en Milieu stelt de ambtenaarr schade te hebben geleden. Deze schade bedraagt volgens de ambtenaar EUR 30.000,- en bestaat uit meerkosten huisvesting, proceskosten, kosten van juridische bijstand en immateriële schade.
Toetsingskader
Ingevolge artikel 8 sub f Wbp is een verwerking van persoonsgegevens geoorloofd indien deze noodzakelijk is voor de behartiging van een gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt. De verwerking is niet geoorloofd indien het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van een werknemer/ambtenaar, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zwaarder wegen. De Raad van State moet hier dus een belangenafweging maken om te bepalen of de persoonsgegevens van de voormalig ambtenaar door het ministerie verstrekt mochten worden aan Obvion.
De Raad van State oordeelt dat verificatie van de salarisstrook en de werkgeversverklaring moet worden aangemerkt als verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 1 van de Wbp. Ten aanzien van het verwerken had Obvion, als derde partij, een gerechtvaardigd belang in de zin van artikel 8 sub f Wbp. Obvion heeft immers een verificatierecht om bij (voormalige) werkgevers van de hypotheekaanvragers (in dit geval de ambtenaar) na te gaan of salarisstroken en werkgeversverklaringen overeenkomen met de gegevens die bij hen bekend zijn. Na een belangenafweging stelt de Raad van State dat het belang van Obvion prevaleert boven het belang van de ambtenaar. Hierbij is tevens van belang dat het verstrekken van de persoonsgegevens niet heeft geleid tot schade en derhalve geen sprake is van schadeveroorzakend handelen. Daarnaast overweegt de Raad van State dat Obvion als rechtsgeldige vertegenwoordiger is opgetreden namens ABP en derhalve een gerechtvaardigd belang had bij het verkrijgen van de persoonsgegevens. Ook het feit dat de hypothecaire inschrijving in 2003 was doorgehaald, heeft niet tot gevolg dat de financiële verplichtingen van de ambtenaar jegens ABP als hypotheekhouder zijn vervallen.
Conclusie
In deze zaak heeft de Raad van State geoordeeld dat het verstrekken van de persoonsgegevens van de ambtenaar aan een derde (in dit geval Obvion) niet in strijd is met de Wbp. Obvion had een gerechtvaardigd belang op grond van artikel 8 sub f Wbp, waardoor het ministerie deze persoonsgegevens aan Obvion mocht verstrekken.
Hebt u vragen over het verstrekken van persoonsgegevens of de Wet bescherming persoonsgegevens? Neem voor meer informatie contact op met onze privacy– en arbeidsrechtadvocaten. Zij zijn u graag van dienst.
Februari 2017