De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) oordeelde op 13 oktober 2021 dat de gemeenteraad van de gemeente Veenendaal de aanvraag van de stichting Al Amana Scholen (hierna: de stichting) voor (de bekostiging) van een nieuwe islamitische basisschool heeft mogen afwijzen. Dit, omdat de stichting niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voldoende belangstelling is voor een islamitische basisschool in Veenendaal, en dus de stichtingsnorm niet wordt behaald.
Wat was er aan de hand?
De stichting houdt verschillende islamitische basisscholen in stand en wil ook graag in de gemeente Veenendaal een islamitische basisschool oprichten. Om in aanmerking te komen voor bekostiging heeft de stichting bij de gemeenteraad een aanvraag ingediend om opgenomen te worden in het plan van scholen voor 2021-2023.
Wpo
Op basis van (het oude) artikel 76 Wpo moet er bij een dergelijke aanvraag ook een prognose overgelegd worden die gegevens bevat over het belangstellings-percentage voor het islamitisch basisonderwijs in een vergelijkbare gemeente. Aan de hand van deze gegevens wordt bepaald of het aannemelijk is dat de op te richten school de stichtingsnorm haalt. De stichtingsnorm is in de gemeente Veenendaal vastgesteld op 318 leerlingen. Leerlingen die binnen een ‘redelijke afstand’ van een al bestaande islamitische basisschool wonen, mogen niet meegeteld worden bij de berekening van het aantal leerlingen op grond van (het oude) artikel 78 Wpo.
Stichtingsnorm
De gemeenteraad wijst de aanvraag van de stichting af. Hij stelt zich op het standpunt dat de ingediende prognose niet afkomstig zou zijn van een vergelijkbare gemeente én dat de stichting 170 leerlingen niet mee had mogen tellen in haar prognose. Er zijn namelijk 170 leerlingen die wonen in de gemeente Veenendaal, maar die naar islamitische basisscholen in de gemeente Ede gaan. De islamitische basisscholen in Ede bevinden zich op 10 kilometer van de gemeente Veenendaal en dit is volgens de gemeenteraad een ‘redelijke afstand’. Indien deze 170 leerlingen in mindering worden gebracht op het verwachte aantal leerlingen, is de conclusie dat de stichtingsnorm niet wordt gehaald.
Standpunt van de gemeenteraad
Zowel de minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en media als de Afdeling volgt het standpunt van de gemeenteraad. De Afdeling overweegt dat:
‘Niet in geschil is dat 170 leerlingen die in de gemeente Veenendaal wonen dagelijks één van de bestaande islamitische basisscholen van de stichting in de gemeente Ede bezoeken. De dagelijkse reisbewegingen van deze 170 leerlingen leveren, anders dan de stichting betoogt, het vermoeden op dat de afstand van de gemeente Veenendaal naar de gemeente Ede redelijk is. Daarbij moet worden betrokken dat, zoals de minister ter zitting heeft toegelicht, 119 leerlingen uit de gemeente Ede basisscholen in de gemeente Veenendaal bezoeken. Het leerlingenverkeer tussen de gemeenten Veenendaal en Ede moet daarmee in de plaatselijke situatie als normaal worden beschouwd.’
Kortom, de gemeenteraad mocht bij de berekening van het te verwachten aantal leerlingen, de 170 leerlingen die op het moment van de aanvraag bestaande islamitische scholen in Ede bezochten, buiten beschouwing laten. Daardoor heeft de gemeenteraad terecht aannemelijk geacht dat de stichtingsnorm voor een ‘nieuwe’ islamitische basisschool in Veenendaal niet gehaald zou worden.
De wet Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen
Op de bovenstaande zaak was het oude recht met betrekking tot het stichten van scholen van toepassing. Op 1 februari 2021 is de wet Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen in werking getreden. Dit heeft er (onder meer) voor gezorgd dat de belangstelling voor een nieuwe school niet meer wordt gemeten middels prognoses, maar via schriftelijke ouderverklaringen of een marktonderzoek.
Methode en marktonderzoek
Bij de methode van ouderverklaringen, vraagt een initiatiefnemer ouders uit de doelgroep in het voedingsgebied (dit zijn de ouders van twee- tot en met vierjarige kinderen voor een school voor basisonderwijs) of zij interesse hebben in de nieuwe school, of zij hun kind er zullen inschrijven wanneer de school van start gaat en of zij dit vast willen leggen in een verklaring. Aan de hand van deze verklaringen wordt gekeken of een initiatief een dermate stevige achterban heeft dat de school na stichting door voldoende leerlingen bezocht zal worden.
Het marktonderzoek bestaat uit een rondvraag aan een representatieve doorsnede van ouders uit de doelgroep in het voedingsgebied. Hierbij worden zij gevraagd welke school zij zouden kiezen voor hun kind. Dit gebeurt door hen een keuze voor te leggen uit het bestaande onderwijsaanbod in het voedingsgebied, aangevuld met het initiatief en de gewenste locatie daarvan. Het marktonderzoek moet worden verricht door een onafhankelijk onderzoeksbureau dat aantoonbaar werkt volgens een door een brancheorganisatie opgestelde gedragscode met betrekking tot de uitvoering van marktonderzoek.
Het ‘voedingsgebied’ bij deze methoden omvat een straal van zes kilometer van de beoogde plaats van vestiging van de school.
Conclusie
De bovenstaande casus laat zien dat naar zowel oud als huidig recht het bij de aanvraag voor (bekostiging van) een nieuwe school belangrijk is om aan te (kunnen) tonen dat er voldoende belangstelling is voor de nieuwe school en er dus aan de geldende stichtingsnorm kan worden voldaan. De methode om de belangstelling te meten is echter sinds 1 februari 2021 gewijzigd, doordat tegenwoordig ouderverklaringen of een marktonderzoek zijn vereist. Of daarmee de islamitische basisschool in Veenendaal meer kans zou hebben gemaakt, is de vraag, aangezien de belangstelling voor een nieuwe basisschool niet mag worden gemeten onder ouders van reeds schoolgaande kinderen.
Meer weten?
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met de advocaten van ons team Onderwijs en volg ons op LinkedIn .