Skip to main content

De Rechtbank Oost-Brabant heeft op 9 januari 2019 geoordeeld dat de Gemertse Scholenstichting GOO (“de Stichting”) ruim EUR 350.000 fusiecompensatie niet hoeft terug te betalen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (“de minister”).

Terugvordering

Stichting GOO (“de Stichting”) heeft in 2014 besloten om de Ds. Swildenschool en de Michaëlschool samen te voegen tot één school: de Samenstroom. In verband daarmee heeft de Stichting gedurende een aantal jaren van de minister fusiecompensatie ontvangen. Na een onderzoek van de Onderwijsinspectie heeft de minister echter ruim EUR 350.000 van de verleende fusiecompensatie teruggevorderd. Uit dat onderzoek kwam namelijk naar voren dat er op 1 augustus 2014 bij de fusieschool geen leerlingen van de Ds. Swildenschool zijn ingeschreven. Volgens de minister was er daarom geen sprake van een samenvoeging.

Stichting gaat in beroep

De Stichting voerde bij de rechtbank aan dat volgens de destijds geldende regeling  (2015) een substantiële overgang van leerlingen op de fusiedatum geen vereiste was. Volgens de Stichting konden op 1 augustus 2014 geen leerlingen overgaan naar de fusieschool omdat in het schooljaar ervóór alleen nog leerlingen van groep 8 op de Ds. Swildenschool zaten. De Stichting betoogde dat veel leerlingen van de Ds. Swildenschool vooruitlopend op de fusie al op 1 augustus 2013 op de Michaëlschool waren ingeschreven. De Stichting stelde zich verder op het standpunt dat een fusie van scholen niet alleen wordt bepaald door de overgang van leerlingen, maar ook door de overgang van leerkrachten, schoolleiding, bestuur, gebouwen, lesmateriaal en de medezeggenschapsraad. Alle financiële nadelen van een fusie deden zich bij de Gemertse scholen evengoed voor, aldus de Stichting.

Oordeel rechtbank

De vraag die de rechtbank diende te beantwoorden was of de manier waarop de scholen Ds. Swildenschool en Michaëlschool op 1 augustus 2014 samen zijn gegaan gekwalificeerd kan worden als een ‘samenvoeging’ in de zin van de Wet op het Primair Onderwijs (“WPO”). Pas sinds 2015 is dit begrip nader uitgewerkt en is bepaald dat er sprake moet zijn van een substantiële instroom van leerlingen van de opgeheven school naar de fusieschool. Het moet daarbij gaan om minstens 50% van het aantal leerlingen. Maar op 1 augustus 2014 was nergens bepaald dat leerlingen op de uiteindelijke fusiedatum moesten overgaan naar de nieuwe school, laat staan dat dat een substantieel deel van de leerlingen moest zijn. De rechtbank achtte het beroep van de Stichting tegen de terugvordering daarom gegrond.

Conclusie

Vanaf 2015 dient voor samenvoeging in de zin van de WPO sprake te zijn van de overgang van een substantieel deel van de leerlingen van de opgeheven school – 50% of meer – naar de fusieschool. Voor scholen die eerder zijn gefuseerd gold dit vereiste niet. De Gemertse stichting kan de fusiecompensatie dus gewoon houden. Het bestuur van de Stichting is er nog niet helemaal gerust op, zij sluit volgens het Eindhovens Dagblad van 21 januari 2019 niet uit dat de minister in hoger beroep gaat.

Wordt dus (mogelijk) vervolgd.

Meer weten?
Heeft u vragen over dit onderwerp of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met de advocaten van ons team Onderwijs.