Vanaf dinsdag 11 februari 2020 00:00 uur moeten commerciële pluimveebedrijven pluimvee binnenhouden. De maatregel is ingesteld door Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de Minister) en wordt genomen naar aanleiding van een recente besmetting van het hoogpathogene aviaire invluenza virus (de Vogelgriep) op een locatie bij een hobby-pluimveehouder in Duitsland. Over vier weken wordt door deskundigen opnieuw beoordeeld hoe de situatie ervoor staat en of de ophokplicht blijft gelden.
Regeling maatregelen preventie vogelgriep
De gevolgen van een uitbraak van de Vogelgriep zijn voor de pluimveehouders groot. Voor de sector bestaat dus een groot belang om de kans op besmetting zo klein mogelijk te houden. Om die reden is de ophokplicht door de Minister in de Regeling maatregelen preventie vogelgriep 2020 (Regeling) ingevoerd. In de Regeling is opgenomen dat de houder van commercieel gevogelte een scheiding moet aanbrengen tussen gevogelte en overige dieren. De pluimveehouder moet er ook voor zorgen dat het gevogelte niet in aanraking komt met wild levende dieren of uitwerpselen daarvan. Om de kans daarop te beperken wordt het gevogelte binnen gehuisvest (‘opgehokt’). Dit geldt niet voor de pluimveehouders van fazanten en loopvogels. De ophokplicht geldt ook niet voor hobbykippen.
Vrije-uitloopeieren vs. scharreleieren
Het ophokken van pluimvee voorkomt dus besmetting van de Vogelgriep en daarmee mogelijke schade bij pluimveehouders. Hoewel schade bij pluimveehouders wordt voorkomen, heeft deze maatregel wel invloed op pluimveehouders van vrije uitloopkippen. Het binnenhouden van kippen verminderd op korte termijn het welzijn van de kippen en is daarmee van invloed op de kwaliteit van de eieren.
De kwaliteit van eieren is op Europees niveau vastgesteld in de Verordening (EG) nr. 589/2008 betreffende handelsnormen voor eieren (de Verordening). In Bijlage II van de Verordening is opgenomen dat eieren nog verkocht mogen worden als ‘vrije uitloop’ eieren als de kippen niet langer dan 16 weken binnen hebben gezeten. Voor de houder van biologsiche vrije uitloopkippen geldt een andere regeling. Voor deze kippen is ingevolge artikel 14 Verordening (EG) nr. 889/2008 inzake biologische productie, etikettering en controle bepaalt dat deze kippen ten minste één derde van zijn leven toegang heeft gehad tot een openluchtruimte.
Op het moment dat vrije-uitloopkippen langere tijd worden binnengehouden kan de pluimveehouder zijn eieren niet meer als vrije-uitloopeieren verkopen. Dit heeft direct effect op de opbrengst van de verkoop van deze eieren. De eieren kunnen wel worden verkocht als scharreleieren, maar deze worden verkocht voor een lagere prijs. Een lange ophokplicht kan dus leiden tot economische schade bij de houders van vrije uitloop eieren. Heeft de pluimveehouder van vrije uitloopkippen de mogelijkheid zijn schade te verhalen?
Vergoeding schade
Naar aanleiding van een eerdere uitbraak van de Vogelgriep in Nederland hebben verschillende pluimveehouders een vordering ingesteld tegen de Staat voor de vergoeding van de geleden schade. Zij stellen dat de Staat onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door onvolledige informatie te verstrekken over de afweging over te gaan tot het instellen van de ophokplicht. De rechtbank Den Haag komt tot het oordeel dat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld (ECLI:NL:RBDHA:2019:5351). De rechtbank stelt dat de destijds verantwoordelijke Staatssecretaris in deze situatie een eigen belangenafweging maakt en hem een hoge mate van beleidsvrijheid toekomt. De rechtbank toetst deze belangenafweging slechts beperkt. De belangenafweging is volgens de rechtbank onrechtmatig, wanneer sprake is van willekeur bij het vaststellen van beleid. Hiervan is geen sprake geweest. Ook zijn de betrokkenen in de sector voldoende en adequaat geïnformeerd.
Daarbij overweegt de rechtbank dat in de pluimveesector altijd een verhoogd risico bestaat op vogelgriepuitbraken. Dit vormt dan ook een continue dreiging voor de pluimveehouder van uitloopkippen. Voor deze groep geldt dat zij direct worden geraakt door de ophokplicht. De rechtbank merkt hierover op dat sprake is van een voorzienbaar en normaal te achten bedrijfsrisico.
Voor de pluimveehouder lijkt het dus niet eenvoudig bedrijfsschade als gevolg van de ophokplicht te verhalen op de Staat. De pluimveehouder zal voor de vergoeding van de schade moeten terugvallen op een eventuele dekking van zijn verzekering voor dergelijke bedrijfsrisico’s.
Meer informatie
Heeft u vragen over de ophokplicht, over de gevolgen voor de pluimveesector in algemene zin of over de mogelijkheid dergelijke schade risico’s te beperken of te verhalen? Dan kunt u hierover contact opnemen met Merel Lentjes of een van onze advocaten van Team Food & Agri.
Februari 2020