Consultatie gedeeltelijke afschaffing verpandingsverbod
Op 4 juli jongstleden is het voorontwerp van een wetsvoorstel in consultatie gegeven dat moet leiden tot gedeeltelijke afschaffing van het verpandingsverbod. Tot 22 augustus 2018 bestond de mogelijkheid om een reactie in te dienen op het wetsvoorstel.
De huidige regeling
Het verpandingsverbod is geregeld in artikel 3:83 lid 2 BW. Kortweg bepaalt dit artikel dat de overdraagbaarheid van vorderingsrechten bij beding (afspraak) door partijen kan worden uitgesloten. Deze bepaling komt veelvuldig voor in contracten (al dan niet via de toepasselijke algemene voorwaarden). Vooral in de bouw- en retailsector is de bepaling meer regel dan uitzondering.
Het gevolg van het feit dat een vordering niet overdraagbaar is, is niet alleen dat de vordering niet van de ene partij naar een andere kan worden overgedragen, maar óók dat de vordering niet verpandbaar is. Dit laatste heeft tot gevolg dat de vordering niet als dekking kan worden ingezet voor financiering hetgeen leidt tot verlies van de mogelijkheid om krediet te verkrijgen. Volgens de wetgever is het verlies van mogelijke kredietruimte vooral merkbaar in het MKB en is de inschatting dat de omvang wel eens 1 miljard euro kan bedragen.
Gezien dit verlies van mogelijke kredietruimte én het feit dat in de omringende landen een dergelijk verbod op overdraagbaardheid niet bestaat, wil de wetgever de wet aanpassen. Dat zou dan ook de concurrentiepositie van Nederland moeten versterken.
Waarom overdracht/verpanding uitsluiten?
De reden voor het uitsluiten van de overdraagbaarheid kan verschillend zijn. De meest voorkomende reden is dat er dan geen onzekerheid kan bestaan aan wie de schuldenaar moet betalen. Indien een vordering wordt overgedragen, moet die overdracht worden medegedeeld aan de schuldenaar. Na de mededeling mag enkel nog worden betaald aan de nieuwe eigenaar. Hetzelfde geldt voor de verpanding. Na mededeling van het pandrecht, mag alleen nog bevrijdend worden betaald aan de pandhouder.
Op dit moment kan mededeling nog mondeling plaatsvinden. Indien de schuldenaar de mededeling niet goed verwerkt of er wordt simpelweg een fout gemaakt op de administratie, dient de schuldenaar nogmaals te betalen aan de nieuwe eigenaar of pandhouder van de vordering. De betaling aan de oude eigenaar of pandgever kan hij terugvorderen, maar het incassorisico ligt dan bij de schuldenaar. Om dit risico uit te sluiten, wordt vaak bepaald dat een vordering niet kan worden overgedragen. Dan weet de schuldenaar zeker aan wie hij moet betalen.
Nieuwe regeling
Het voorontwerp bepaalt dat de overdraagbaarheid van een vordering bij beding door partijen kan worden uitgesloten, tenzij het een geldvordering betreft anders dan een betaal- of spaarrekening, die voortkomt uit de uitoefening van beroep of bedrijf én wordt overgedragen ten behoeve van financieringsdoeleinden.
Het vorenstaande betekent dus dat geldvorderingen (op naam) die ontstaan tussen ondernemingen als gevolg van het normale handelsverkeer niet langer onoverdraagbaar gemaakt kunnen worden. Vorderingen op particulieren kunnen wel nog onoverdraagbaar worden gemaakt.
Apart is dat het ook mogelijk blijft om batige saldi op bankrekeningen onoverdraagbaar te maken. Volgens de toelichting is hiervoor gekozen om te voorkomen dat banken niet meer weten aan wie ze moeten betalen hetgeen het vrije betalingsverkeer in gevaar kan brengen. Ik sluit echter niet uit dat de bankenlobby sterk is geweest en de banken geen behoefte hadden aan extra risico’s. Ik zie namelijk niet in waarom het gevaar dat er onzekerheid ontstaat aan wie moet worden betaald, voor banken groter is dan voor andere ondernemingen. Juist de administratieve systemen van banken lijken mij te zijn ingericht om na mededeling te voorkomen dat er betalingen aan de verkeerde plaatsvinden. Banken worden immers dagelijks vele malen geconfronteerd met beslagen en zullen alsdan ook in hun systemen moeten invoeren dat niet langer aan de rekeninghouder betaald mag worden.
Het voorontwerp bepaalt verder dat de mededeling van de overdracht/verpanding voortaan schriftelijk moet geschieden. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het risico dat er onzekerheid kan ontstaan aan wie moet worden betaald. Bovendien hoeft in de nieuwe regeling niet per vordering een mededeling te geschieden, maar kan ook sprake zijn van groepsmededelingen (bijvoorbeeld als een leverancier meerdere vorderingen heeft op één afnemer).
Ondanks het feit dat de mededeling schriftelijk moet geschieden (hieronder wordt ook verstaan langs elektronische weg), zullen ondernemingen maatregelen moet treffen om dergelijke mededelingen goed en tijdig te verwerken. Zeker als het mogelijk wordt om groepsmededelingen te doen, zal dit goed verwerkt moeten worden in de administratie teneinde verkeerde betalingen te voorkomen. Over het algemeen wordt een pandrecht immers slechts openbaar gemaakt indien de schuldenaar zijn verplichtingen niet nakomt en is dat een indicatie dat er sprake is van financiële problemen.
Indien het voorontwerp leidt tot een wet die wordt aangenomen, zal er sprake zijn van onmiddellijke werking. Ook bedingen die al zijn gemaakt voor de inwerkingtreding worden geraakt en zijn vanaf de inwerkingtreding nietig.
Boels Zanders Advocaten zal u via haar nieuwsbrieven op de hoogte houden van dit voorontwerp en het wetsvoorstel dat zal worden ingediend.
Meer informatie
In onze nieuwsbrieven houden we u op de hoogte van alle relevante (wets)ontwikkelingen op het gebied van faillissementsrecht. Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u andere vragen? Neem dan contact op met Jeroen Tulfer. U kunt uiteraard ook contact opnemen met een van de andere advocaten van ons team Insolventie & Herstructurering.