Skip to main content

Met een persoonsgebonden budget (pgb) kunnen zorgbehoevende mensen de zorg inkopen die zij nodig hebben. Het achterliggende idee is dat men zelf kan kiezen hoe invulling wordt gegeven aan de benodigde zorg. Afhankelijk van de vraag welke zorg of ondersteuning nodig is, wordt het pgbverleend vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Jeugdwet (Jw). De pgb’s voor de Wmo en Jw worden verstrekt door de gemeente, terwijl het persoonsgebonden budget voor de Wlz wordt geregeld door het zorgkantoor. Het pgb voor de Zvw wordt door de zorgverzekeraar verleend. Welk persoonsgebonden budget aan iemand in een concreet geval wordt toegekend, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Ook is het mogelijk dat één persoon een combinatie van verschillende pgb’s bij verschillende instanties dient aan te vragen, afhankelijk van de zorgvraag.

Kortom, het wettelijk systeem dat voor de pgb’s is opgetuigd, is lastig te doorgronden. Dit leidt niet alleen tot moeilijkheden in de aanvraag van een pgb, maar zorgt er ook voor dat goed beheer van een pgb niet voor iedereen is weggelegd. Het gebeurt regelmatig dat er onbewust fouten worden gemaakt in het beheer van het pgb, waardoor bijvoorbeeld achteraf een deel van het pgb wordt teruggevorderd. Ook bewust oneigenlijk gebruik van het pgb en fraude komen helaas voor. Het is dus maar ten zeerste de vraag of het pgb in alle gevallen het meest geschikte middel is om zorg te verstrekken aan een individu. Sommigen zullen meer gebaat zijn bij het alternatief voor het pgb: zorg in natura.

Naar een uniform beoordelingskader voor goed pgb-beheer

Om te voorkomen dat personen die niet goed in staat zijn om het pgb zelfstandig te beheren toch een pgb ontvangen, hanteren instanties bij aanvraag van het pgb een beoordelingskader. Dit kader beschrijft de vaardigheden die nodig zijn voor het goed beheer van een pgb. Het lastige hieraan is echter dat de drie verschillende instanties – gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars – elk hun eigen beoordelingskader hebben ontwikkeld, waardoor verschillen in de praktijk zijn ontstaan tussen deze instanties bij behandeling van de aanvraag van een persoonsgebonden budget.

Om deze verschillen te ondervangen, heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op 26 augustus 2019 een domeinoverstijgend beoordelingskader opgesteld, het Kader voor pgb-vaardigheid.[1] Dit kader bestaat uit drie documenten: een infographic, een toetsingsleidraad voor professionals en een handreiking voor toetsing op minimale pgb-vaardigheid. Het doel van het kader is onder meer dat de verschillende instanties dezelfde criteria hanteren om te bepalen of iemand pgb-vaardig is.

Om te beoordelen of dit kader inderdaad leidt tot een uniforme beoordeling, heeft recent de pilot Kader pgb-vaardigheid plaatsgevonden. Bij deze pilot waren vijftien gemeenten en twee zorgkantoren betrokken. De resultaten van deze pilot zijn opgenomen in het rapport Evaluatie kader pgb-vaardigheid, dat op 16 februari 2021 door de Minister van VWS is aangeboden aan de Tweede Kamer.[2]

Resultaten van de pilot

Uit het rapport blijkt dat het Kader voor pgb-vaardigheid niet altijd even consistent wordt gebruikt. Met name bij gemeenten wordt de toetsing van pgb-vaardigheid regelmatig overgeslagen. Als er al gebruik wordt gemaakt van het kader, dan betreft dit vooral de infographic, die dan als gesprekshulp wordt toegepast. De toetsingsleidraad en handreiking worden vooral voor interne doeleinden gebruikt.

Hoewel in het evaluatierapport wordt aangegeven dat het kader enig houvast biedt aan de beoordelaars van de pgb-aanvraag bij het voeren van gesprekken met aanvragers, blijken zij in de praktijk weinig ondersteuning hieraan te ontlenen bij het borgen van de juridische kwaliteit van de besluitvorming. Het kader stelt geen (minimum)eisen aan de besluitvorming. Ook biedt het kader geen uitleg over de interpretatie van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Het gevolg is dat beoordelaars een besluit, waartegen bezwaar en beroep openstaat, moeten nemen zonder dat het kader hen de daarvoor benodigde (juridische) handvatten biedt.

Een ander knelpunt dat veel genoemd wordt in het evaluatierapport is dat aanvragers door het kader weliswaar weten welke vaardigheden iemand in theorie moet hebben voor goed pgb-beheer, maar dat er geen goed beeld wordt geschetst van wat hen echt te wachten staat aan (administratieve) last, of de soms hieruit volgende emotionele last. “Mensen moeten het doen om te ervaren hoeveel werk het kost”, is een conclusie die door veel pilotdeelnemers wordt gedeeld.

Het uniform beoordelingskader biedt juridisch geen houvast

Omdat thans enkel de praktijk uitwijst of iemand daadwerkelijk pgb-vaardig is, wordt in geval van twijfel regelmatig toch een pgb toegekend. Het kader biedt echter geen concrete juridische waarborgen op grond waarvan kan worden ingegrepen als het pgb-beheer onverhoopt niet goed loopt. Helaas komt het in de praktijk vaker voor dat door onwetendheid en/of onkunde de zorgbehoevende met een pgb niet de benodigde zorg ontvangt. Ook voor de afwijzing van een aanvraag biedt het kader juridisch gezien geen uitleg en onderbouwing waaraan de beoordelaar van de aanvraag zijn beslissing kan ophangen. Dit komt de kwaliteit van de besluitvorming niet ten goede.

Hoewel het uniform beoordelingskader nuttig is om de verschillende aanvraagprocedures voor pgb’s verder te stroomlijnen en wij dit initiatief toejuichen, blijkt de tool in de praktijk thans vooral als gesprekshulp te worden gebruikt. Vanuit juridisch perspectief biedt zij evenwel te weinig houvast, terwijl het kader juist op dit vlak in onze optiek van grote toegevoegde waarde zou kunnen zijn. Wij bevelen dan ook ten zeerste aan om het Kader voor pgb-vaardigheid juridisch verder vorm te geven.

Meer informatie

Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met een van de advocaten van team Zorg.

[1] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/vraag-en-antwoord/pgb-vaardigheid.

[2] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/02/16/verzamelbrief-pgb.

Maart 2021