Een besloten vennootschap (BV) of naamloze vennootschap (NV) zijn op zichzelf staande entiteiten. Als een BV of NV schade veroorzaakt, wordt in eerste instantie de vennootschap hiervoor aansprakelijk gesteld. Maar bestuurders let op: jullie zijn niet onaantastbaar! In sommige gevallen kan een bestuurder aangesproken worden voor schade die door derden en/of door de vennootschap zelf wordt geleden. In deze bijdrage vertel ik u meer over bestuurdersaansprakelijkheid en over een recente uitspraak in dat kader van de Hoge Raad van 24 maart 2017.
De basis van de bestuurdersaansprakelijkheid
Onder bepaalde omstandigheden kun je als bestuurder door de vennootschap worden aangesproken voor de schade die de vennootschap heeft geleden. Deze aansprakelijkheid wordt gebaseerd op artikel 2:9 BW: de ‘interne bestuurdersaansprakelijkheid’. Ook Externe partijen, zoals een curator of schuldeisers, kunnen de bestuurder onder omstandigheden persoonlijk aanspreken: de ‘externe bestuurdersaansprakelijkheid’. Bij een faillissement biedt de wet de curator met artikel 2:248 respectievelijk 2:138 BW een grondslag voor bestuurdersaansprakelijkheid. Andere derden (zoals schuldeisers) doen veelal een beroep op artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) als zij de bestuurder aansprakelijk willen stellen voor de schade die zij lijden. Dit is uitgewerkt in de jurisprudentie.
Bestuurdersaansprakelijkheid vanwege onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW)
Een belangrijke uitspraak waarin de algemene lijn voor bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW uiteen wordt gezet, is het Ontvanger/Roelofsen-arrest van de Hoge Raad van 8 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ0758). Hieruit blijkt dat alleen sprake kan zijn van bestuurdersaansprakelijkheid als de bestuurder jegens de betreffende derde een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Daarbij overweegt de Hoge Raad dat een bestuurder – als er sprake is van een voldoende ernstig verwijt – onder omstandigheden aansprakelijk kan zijn in de navolgende gevallen:
i) de bestuurder handelde namens de vennootschap
In deze gevallen wordt persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder aangenomen als de bestuurder – op het moment dat hij namens de vennootschap de verplichting aanging – wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de vennootschap niet aan deze verplichting zou kunnen voldoen en de vennootschap geen verhaal zou bieden. Dit staat ook wel bekend als de Beklamel-norm. Een uitzondering op deze norm is als de bestuurder kan aantonen dat hem geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden.
ii) De bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt
De Hoge Raad heeft overwogen wanneer in dit geval sprake zal zijn van een voldoende ernstig persoonlijk verwijt: als de bestuurder wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat het handelen van de vennootschap – dat door de bestuurder is bewerkstelligd en/of toegelaten – als gevolg zou hebben dat de vennootschap haar verplichting niet zou kunnen nakomen en zij ook geen verhaalsmogelijkheid zou bieden voor de daardoor geleden schade. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen. Volgens de Hoge Raad moet een rechter alle omstandigheden meenemen in zijn overweging of de bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld.
Uitspraak Hoge Raad 24 maart 2017 (G4/Hanzevast)
In de zaak die aan de Hoge Raad werd voorgelegd deed een schuldeiser (G4) van de vennootschap (Hanzevest) een beroep op bestuurdersaansprakelijkheid van de bestuurder (Beleggingen) op grond van artikel 6:162 BW.
De feiten
G4 was bezig met de ontwikkeling en bouw van het project Euroborg. Hanzevast was een (lege) projectvennootschap die onderhandelingen heeft gevoerd met G4 over de aankoop van een kantoorruimte in het project Euroborg. Tussen G4, Beleggingen en Hanzevast was afgesproken dat Beleggingen er op het moment van levering voor zou zorgen dat de lege projectvennootschap Hanzevast over voldoende middelen zou beschikken, zodat Hanzevast de overeenkomst zou kunnen nakomen. Tussen G4 en Hanzevast ontstond discussie over de uitvoering van de kantoorruimte. Volgens Hanzevast was er geen koopovereenkomst tot stand gekomen. Voor zover dat wel het geval zou zijn, zou G4 volgens Hanzevest tekort zijn geschoten in de nakoming van de gemaakte afspraken waardoor zij zich gerechtigd zag om de overeenkomst te ontbinden.
De rechter oordeelde dat wel rechtsgeldig een koopovereenkomst tot stand was gekomen en dat Hanzevast deze niet kon ontbinden. Ook kwam vast te staan dat Hanzevast aansprakelijk is jegens G4 voor schade die G4 lijdt doordat Hanzevast de koopovereenkomst niet nakwam. Hierdoor moest Hanzevast meer dan 1,2 miljoen euro betalen aan G4. De Hoge Raad moest oordelen of Beleggingen, als bestuurder van Hanzevast, naast Hanzevast jegens G4 aansprakelijk was voor de schade die door Hanzevast was veroorzaakt. Hanzevast en Beleggingen gaven beiden aan dat de gegeven omstandigheden onvoldoende zijn om aan te nemen dat Beleggingen als bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt treft.
Oordeel hof
Het hof oordeelde eerder dat Beleggingen onrechtmatig zou hebben gehandeld jegens G4 als zij op het moment van levering van de kantoorruimte er niet voor gezorgd had dat Hanzevast voldoende middelen had om de koopsom te betalen. Het hof was van mening dat de huidige situatie (waarin Hanzevast onvoldoende middelen had om de schade te vergoeden die was voortgevloeid uit de ongeldig ingeroepen ontbinding) ook onrechtmatig was. Het hof nam de navolgende omstandigheden daarbij mee:
- Beleggingen onderhandelde namens Hanzevast met G4 en ondertekende de koopovereenkomst;
- G4 mocht, op grond van die koopovereenkomst, ervan uitgaan dat Hanzevast van Beleggingen genoeg financiële middelen zou krijgen om bij levering de koopsom te kunnen voldoen;
- Beleggingen was zich ervan bewust dat G4 daarvan uitging en daarom geen zekerheden had bedongen.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad vond dat het hof was uitgegaan van een juiste rechtsopvatting door op grond van de hierboven genoemde omstandigheden en overwegingen te oordelen dat Beleggingen persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kon worden gemaakt en dat zij als bestuurder aansprakelijk is jegens G4. Er was hier sprake van een situatie waarin Beleggingen als bestuurder had bewerkstelligd of toegelaten dat Hanzevast haar verplichting naar G4 toe niet kon nakomen, terwijl Beleggingen wist of had moeten begrijpen dat Hanzevast voor de schade van G4 geen verhaal kon bieden.
Meer informatie?
Uit dit artikel blijkt dat een bestuurder alert moet zijn op aansprakelijkheidsrisico’s die hij loopt. Heeft u vragen over bestuurdersaansprakelijkheidskwesties en de gevolgen daarvan, of heeft u andere vragen? Neem dan contact op met de advocaten van ons team Insolventie & Herstructurering.