Skip to main content

Op 13 juli 2018 heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen over de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (“Wvps”) op buitenlandse pensioenregelingen. Op dezelfde dag heeft de Hoge Raad ook een ander interessant arrest gewezen over pensioen. De vraag die daarin centraal staat, is of afgekochte pensioenrechten in de gemeenschap van goederen vallen, of dat deze privévermogen zijn van de pensioengerechtigde.

De casus was als volgt. Partijen zijn twee keer met elkaar in gemeenschap van goederen gehuwd en twee keer gescheiden. In de periode tussen de twee huwelijken (12 juli 2005 – 1 februari 2010) heeft de man ouderdomspensioen opgebouwd. Kort nadat partijen voor de tweede keer zijn gehuwd, heeft de man het opgebouwde pensioen afgekocht. De afkoopsom bedraagt EUR 64.953,- en ziet op het ouderdomspensioen dat is opgebouwd in de periode tussen de twee huwelijken. De man heeft dit bedrag laten storten op een op zijn naam staande rekening. Vervolgens is de afkoopsom aangewend voor de aankoop van een gemeenschappelijke woning in Frankrijk. De man stelt – kort gezegd – dat de afkoopsom tot zijn privévermogen behoort en dat hij daarom een vergoedingsrecht van EUR 64.953,- heeft jegens de huwelijksgemeenschap.

Afgekocht pensioen in gemeenschap van goederen?

Tussen partijen stond vast dat de Wvps op hun echtscheiding van toepassing is. Hoofdregel is dat pensioenrechten waarop deze wet van toepassing is, dienen te worden verevend, voor zover deze pensioenrechten tijdens het huwelijk zijn opgebouwd. De pensioenrechten die de man in de periode tussen de twee huwelijken heeft opgebouwd, hoefden dus niet te worden verevend.

In dit geval waren de pensioenrechten echter al afgekocht. Omdat partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd, zou de afkoopsom daarom in beginsel in de gemeenschap van goederen vallen (en dus tussen partijen moeten worden verdeeld). De Hoge Raad oordeelt echter dat de afgekochte pensioenrechten niet in de gemeenschap van goederen vallen, maar tot het privévermogen van de man behoren:

“Het strookt met de (ratio van de) Wvps om afgekochte pensioenrechten bij de verdeling van een huwelijksgemeenschap op een zo veel mogelijk gelijke wijze in aanmerking te nemen als niet afgekochte pensioenrechten. De herkomst en bestemming van de onderhavige afkoopsom brengen daarom mee dat deze som tot het nominale bedrag ervan moet worden aangemerkt als privévermogen van de man.”

Omdat de afkoopsom tot het privévermogen van de man behoorde had hij een vergoedingsrecht ter grootte van het nominale bedrag (EUR 64.953,-) jegens de huwelijksgemeenschap. 

Heeft u vragen over (de verevening van) pensioen of de verdeling van een huwelijksgemeenschap? Neem contact op met ons team Familie- en erfrecht!