Vandaag heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over slapende dienstverbanden. De Hoge Raad volgt het advies van Advocaat-Generaal De Bock: een werkgever is – in beginsel – verplicht om in te stemmen met een voorstel van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder betaling van een vergoeding ter hoogte van de transitievergoeding.
Wat ging eraan vooraf?
Met de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Wwz) is de transitievergoeding per 1 juli 2015 in de wet opgenomen. Uit de wet volgt dat ook de langdurig zieke werknemer aanspraak kan maken op de transitievergoeding indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd na 2 jaar ziekte. De transitievergoeding cumuleert met de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte en de re-integratiekosten. Sommige werkgevers kiezen er (mede) hierdoor voor het dienstverband met de langdurig zieke werknemer niet te beëindigen, maar “slapend” te houden, zodat de transitievergoeding niet hoeft te worden betaald.
In lagere rechtspraak is de afgelopen tijd wisselend geoordeeld over de vraag of een langdurig zieke werknemer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder betaling van de transitievergoeding, kan afdwingen. Daarbij speelde de totstandkoming van de Wet compensatie transitievergoeding, op grond waarvan werkgevers (een deel) van de transitievergoeding van langdurig zieke werknemers gecompenseerd kunnen krijgen, in veel gevallen een rol.
Wij informeerden u bijvoorbeeld over een arbitraal vonnis van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg waarin – in afwijking van de op dat moment heersende rechtspraak – een werkgever op grond van goed werkgeverschap werd bevolen het “slapend dienstverband” met een langdurig zieke werknemer te beëindigen. Aan de andere kant zijn er ook uitspraken waarin rechters onder meer hebben geoordeeld dat de Wet compensatie transitievergoeding onverlet laat dat de werkgever geen verplichting heeft om een arbeidsovereenkomst op te zeggen.
Hoge Raad
Om duidelijkheid te krijgen over de slapende-dienstverbanden-problematiek heeft de rechtbank Limburg op 10 april 2019 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Op 18 september 2019 heeft Advocaat-Generaal De Bock over deze prejudiciële vragen advies uitgebracht aan de Hoge Raad.
Uit de uitspraak van vandaag volgt dat de Hoge Raad meegaat in het advies van Advocaat-Generaal De Bock: een werkgever is als goed werkgever in beginsel gehouden om in te stemmen met een voorstel van een langdurig zieke werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een transitievergoeding. Dat is slechts anders indien de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het bestaan van reële re-integratiemogelijkheden.
Het feit dat de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bijna bereikt vormt geen gerechtvaardigd belang en dus geen reden voor een werkgever om niet in te stemmen met een beëindigingsvoorstel van de slapende werknemer, aldus de Hoge Raad.
Hoogte transitievergoeding en compensatie
Volgens de Hoge Raad hoeft de vergoeding niet meer te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. Onduidelijk is of de hoogte van de transitievergoeding moet worden berekend aan de hand van de huidige regels of aan de hand van de regels zoals die gaan gelden vanaf 1 januari 2020 door de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in Balans (WAB), indien de arbeidsovereenkomsten slapend zijn geworden in 2019, maar pas in 2020 eindigen.
Het arrest van de Hoge Raad heeft als gevolg dat werkgevers de transitievergoeding moeten voorfinancieren nu de Wet compensatie transitievergoeding pas op 1 april 2020 in werking treedt. Tot die tijd kan een rechter beslissen dat betaling van de transitievergoeding aan de slapende werknemer in termijnen plaatsvindt of dat er wordt opgeschort, indien en voor zover voorfinanciering tot ernstige financiële problemen zou leiden aan de zijde van werkgever.
Tot slot
Volgens de Hoge Raad is een werkgever in beginsel gehouden in te stemmen met een beëindigingsvoorstel van de langdurig zieke werknemer. Hebt u vragen over de gevolgen van deze uitspraak voor uw organisatie of hebt u behoefte aan advies op maat? Neemt u dan contact op met onze advocaten van Team Arbeidsrecht.
November 2019