Begin juli heeft de ministerraad, na een positief advies van de Raad van State, ingestemd met de wetsvoorstellen voor de Invoeringswet van de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur van de Omgevingswet. Ook heeft de ministerraad de vier algemene maatregelen van bestuur (amvb’s) van de Omgevingswet akkoord bevonden voor publicatie in het Staatsblad.
Invoeringswet
In de Invoeringswet wordt onder andere een soepele overgang van de bestaande naar de nieuwe wetgeving geregeld. De bedoeling daarbij is om het voor gebruikers zo eenvoudig mogelijk te maken. Zo blijven bestaande vergunningen straks gelden als omgevingsvergunning en die hoeven dus niet opnieuw te worden aangevraagd. Bovendien vult de Invoeringswet de Omgevingswet op een aantal cruciale punten aan.
De vergunning voor de activiteit bouwen wordt gesplitst in een bouwtechnische vergunning en een ruimtelijke vergunning. Hierbij krijgen gemeenten meer vrijheid om te bepalen of een ruimtelijke vergunning nodig is. Het aantal aanvragen voor bouwvergunningen kan daardoor worden teruggebracht.
De Invoeringswet bevat de grondslagen voor het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Burgers en bedrijven kunnen via het loket vergunningen aanvragen, meldingen doen en zien welke regels en beleid ergens van toepassing zijn.
De vergoeding voor planschade, schade die burgers en ondernemers ondervinden van een initiatief, wordt realistischer. Deze wordt straks bepaald op het moment dat er echt gebouwd wordt. In de huidige regeling is de vergoeding vaak gebaseerd op fictieve schade.
Eerder verscheen al een blog over de gevolgen van het overgangsrecht uit de Invoeringswet van de Omgevingswet voor de praktijk van onze hand.
Amvb’s
De publicatie van de amvb’s (Omgevingsbesluit, Besluit kwaliteit leefomgeving, Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving) geeft duidelijkheden voor overheden, ondernemers en burgers over wat het Rijk regelt voor de fysieke leefomgeving en wat zij zelf doen. Uitgangspunt is minder en overzichtelijke regels, meer ruimte voor initiatieven en lokaal maatwerk. Daarbij moet het doel van het initiatief in de fysieke leefomgeving centraal staan in plaats van de vraag ‘mag het wel?’. De regels bieden daarvoor de kaders.
Als een gemeente bijvoorbeeld een oud industriegebied wil transformeren naar een modern woon- en werkgebied hoeft ze daar geen gedetailleerd bestemmingsplan voor te maken. In de toekomst mogen de spelregels en doelen voor het gebied meer globaal worden geformuleerd. Daarbij krijgt de gemeente meer afwegingsruimte om regels te maken die passen bij de lokale omstandigheden. Dit maakt het voor burgers en ondernemers aantrekkelijker en eenvoudiger om met initiatieven te komen. Ze krijgen meer eigen regie op het proces en hebben vaker maar één vergunning nodig. Niet langer hoeven bepaalde vergunningen samen te worden aangevraagd, waardoor de initiatiefnemer zekerheid kan krijgen of iets is toegestaan vóór hij kosten maakt voor gedetailleerde uitwerkingen. Daarbij worden de procedures voor vergunningverlening korter en wordt de samenleving vroegtijdig bij het plan betrokken.
Aanvullingswet natuur
Met het voorstel voor de Aanvullingswet natuur (bij de Tweede Kamer ingediend tegelijk met de Invoeringswet Omgevingswet) gaan de regels uit de Wet natuurbescherming over in het stelsel van de Omgevingswet. De Aanvullingswet natuur is een van de vier wetten van het aanvullingsspoor van de Omgevingswet. De anders aanvullingssporen zijn bodem, geluid en grondeigendom.
Voor de amvb’s is de parlementaire behandeling afgerond. De voorstellen voor de Invoeringswet en de Aanvullingswet Natuur worden de komende periode door de Tweede en Eerste Kamer besproken.
Meer informatie
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u vragen, neem dan contact op met één van de advocaten van ons team Bestuursrecht.