Skip to main content

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben op 5 maart j.l. een ‘Signalering’ uitgebracht waarin zij pleiten om een nieuwe wettelijke norm te introduceren op het gebied van de integere en professionele bedrijfsvoering van zorgaanbieders. Aanleiding hiervoor het toenemende aantal meldingen en signalen dat hun bereikt over oneigenlijke besteding van zorggeld en twijfelachtige financiële of organisatorische constructies.

De IGJ en de NZa constateren dat hun geïntensiveerde onderlinge samenwerking niet volstaat om de problemen goed aan te pakken. In een stelsel en tijd, waarin toetreden tot de zorgmarkt relatief eenvoudig is evenals het uitbesteden van zorg aan onderaannemers en zorgactiviteiten vaak worden ondergebracht in verschillende rechtspersonen, is er volgens hen méér nodig om voldoende (bij) te kunnen sturen op het vlak van goed bestuur. In vergelijking met bijvoorbeeld de woningbouw zijn in de zorgsector de kaders voor goed bestuur en een professionele en integere bedrijfsvoering, aldus de IGJ en de NZa maar in beperkte(re) mate neergelegd in de wet- en regelgeving. Dit maakt het, zo merken de beide toezichthouders op, lastig om handhavend op te treden, bijvoorbeeld in een situatie van belangenverstrengeling.

De IGJ en de NZa stellen een nieuwe norm voor die in de eerste plaats preventief zou moeten werken als prikkel voor zorgaanbieders om hun aandacht voor risicomanagement op het bestuurlijke, financiële en bedrijfsmatige vlak aan te scherpen. Iets wat in het bijzonder van belang is bij de zorgverlening met gebruikmaking van publieke middelen. Daarbij zou de nieuwe norm de IGJ en de NZa een handvat moeten bieden om in te kunnen grijpen bij misstanden.

De IGJ en de NZa willen een open geformuleerde norm. Een dergelijke norm zou zowel zorgaanbieders als de beide toezichthouders de ruimte moeten bieden voor besturend, resp. toezichthoudend en handhavend maatwerk. Meer een ‘wat’-norm (goed bestuur) dan een ‘hoe’-norm.

Meer concreet stellen de IGJ en de NZa voor om:

  1. de integriteit en professionaliteit van de bedrijfsvoering in de zorg te verankeren in het publiekrecht, zodanig dat:

–       de geschiktheid en betrouwbaarheid van bestuursleden wordt gewaarborgd;

–       wordt voorkomen dat zorggeld, door belangenverstrengeling en het oneigenlijk besteden van zorggeld, uit de zorg verdwijnt;

–       eisen worden gesteld aan de uitbesteding van diensten en de verantwoording door de met de zorgaanbieder verbonden ondernemingen (dus de zorgaanbieders waaraan zorg of andere activiteiten zoals vastgoedbeheer of ICT worden uitbesteed);

–       zorgaanbieders beschikken over een adequaat systeem voor het identificeren en beheersen van risico’s in de bedrijfsvoering;

–       zorgaanbieders volledige financiële en maatschappelijke verantwoording afleggen aan relevante interne en externe stakeholders en bestuurlijke en financiële calamiteiten melden aan de IGJ en de NZa.

  1. ervoor te zorgen dat de integriteit en de professionaliteit van de bedrijfsvoering effectief kunnen worden gehandhaafd door de IGJ en de NZa. Daartoe zouden de IGJ en de NZa, als de externe toezichthouders, onder meer een wettelijke bevoegdheid moeten krijgen om een toelating van een zorgaanbieder te weigeren of in te trekken wanneer betrokkene niet voldoet aan de bij 1. genoemde normen.

In zijn Kamerbrief van 5 maart sluit de minister van VWS (De Jonge) zich aan bij de zienswijze van de IGJ en de NZa Ook híj vindt dat de normen inzake governance, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en in de Governancecode Zorg 2017, niet of slechts indirect te handhaven zijn. Hoewel er in de sfeer van de wetgeving op dit moment al het nodige gebeurt – denk aan: wetsvoorstel Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018; wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza); wetsvoorstel Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (AWtza) , wil de minister de wettelijke regeling van ‘goed bestuur’ en het externe toezicht door de IGJ en de NZa op de integere en professionele bedrijfsvoering binnen zorgaanbieders versterken. Er moet zo een ‘minder vrijblijvende’ situatie worden gecreëerd, met een sterkere informatiepositie voor de beide toezichthouders.

De IGJ en de NZa zijn van mening dat de gewenste open norm in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en of de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) verankerd zou moeten worden. Kennelijk wordt het kader dat de Wkkgz en de WMG daarvoor nu al bieden, bijvoorbeeld de mogelijkheid om door middel van een aanwijzing dan wel structurele maatregel in te grijpen in de samenstelling van de Raad van Bestuur of de Raad van Toezicht (artikel 27 en 28 Wkkgz) en de mogelijkheid voor de NZa een aanwijzing te geven indien de administratie van de zorgaanbieder niet voldoet (artikel 76 Wmg) niet afdoende gevonden. De Wkkgz bevat echter reeds een open norm van goede zorg als basis voor de organisatie van de zorgaanbieder waarvoor het bestuur de eindverantwoordelijkheid draagt. Het is zeer de vraag wat een extra open norm hieraan zou kunnen en moeten toevoegen.

De minister vermeldt in zijn brief dat hij de Kamer rond de zomer wil informeren over de wijze waarop hij het publiekrechtelijke toezicht in de zorg wil versterken. Afwachten dus nog in de hoop dat er snel meer duidelijkheid komt.

Wij houden u van de verdere ontwikkelingen op de hoogte.

Maart, 2019