De Wet natuurbescherming stelt drie uitgangspunten centraal: het beschermen van natuurwaarden, het beleggen van zo veel mogelijk taken en bevoegdheden bij provincies en het rechtsgebied optimaal laten aansluiten bij het omgevingsrecht.
De Wet natuurbescherming vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Hoewel grotendeels bestaande kaders worden geïncorporeerd in de nieuwe wet, is er een aantal wijzigingen dat aandacht behoeft: de soortenbescherming wordt aangepast, de bevoegdheidsverdeling verandert en de natuurvisie wordt als instrument geïntroduceerd.
Voor wat betreft de soortenbescherming is van belang dat de implementatie van de verschillende beschermingsregimes uit de Vogel- en Habitatrichtlijnen overzichtelijker wordt in de Wet natuurbescherming dan het geval was in de Flora- en faunawet.
Ter zake de bevoegdheidsverdeling is van dat de bevoegdheid om ontheffingen te verlenen van overtredingen ten aanzien van soorten verschuift van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) naar gedeputeerde staten van de provincies.
Betreffende de natuurvisie is nog onduidelijk hoe er exact invulling aan wordt gegeven. Wel is al bekend dat de natuurvisie verder gaat dan het natuurbeleidsplan dat het Rijk onder de Natuurbeschermingswet 1998 moet opstellen met de hoofdlijnen voor het nationaal beleid van, kort gezegd, de natuurbescherming. Zo moeten er meer onderwerpen in worden geregeld en dient er rekening te worden gehouden met de bevoegdheidsverdeling met de provincies. Provinciale Staten van de provincies moeten namelijk ook provinciale natuurvisies opstellen, waarin het provinciale beleid ten aanzien van natuurbescherming wordt opgenomen.
Er is voor gekozen om een aantal onderdelen van de Wet natuurbescherming nog niet per 1 januari 2017 in werking te laten treden. Het gaat dan onder meer om de bepalingen die voorzien in een verplichte ‘aanhaking’ van de natuurtoets bij de omgevingsvergunning. Door het niet in werking laten treden van deze bepalingen blijft de mogelijkheid voor bedrijven en burgers bestaan om voor de natuuraspecten een separate vergunning of ontheffing aan te vragen, net als dat nu mogelijk is op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet en straks mogelijk zal zijn op grond van de Omgevingswet. Op die manier wordt voorzien in de continuïteit tussen de elkaar opvolgende regimes.
Meer informatie
Heeft u vragen over dit onderwerp? Wilt u meer informatie over de implicaties van de Wet natuurbescherming voor uw activiteiten? Neem dan contact op met Jan Stoop, leider van het team bestuursrecht. Hij is u graag van dienst.
Auteur: Janske Schrijnemaekers, advocaat bestuursrecht