Op 1 januari 2020 is de Wet arbeidsmarkt in balans (hierna: “WAB”) in werking getreden. Het kabinet heeft met deze wet getracht om vaste contracten minder vast te maken en flexibele contracten minder flexibel. Om het voor werkgevers eenvoudiger te maken werknemers te ontslaan – en dus vast minder vast te maken – is met de WAB een nieuwe (cumulatie)grond voor ontslag geïntroduceerd.
De cumulatiegrond (ofwel de i-grond) moet het mogelijk maken om bij meerdere “niet voldragen” ontslaggronden de rechter de arbeidsovereenkomst toch te laten ontbinden. In de praktijk deden zich namelijk regelmatig situaties voor waarin ontbinding van de arbeidsovereenkomst wel gerechtvaardigd werd geacht, terwijl niet (volledig) aan één van de redelijke gronden was voldaan. Door de cumulatiegrond kan in die gevallen toch worden ontbonden, zij het dat de rechter dan een hogere vergoeding kan toekennen. Indien de rechter de arbeidsovereenkomst op de i-grond ontbindt, kan de rechter de werknemer– naast een eventuele billijke vergoeding – een maximaal 50% hogere transitievergoeding toekennen dan de normale transitievergoeding.
De afgelopen maanden zijn meerdere uitspraken over de ‘i-grond’ gepubliceerd. De i-grond heeft het eerste half jaar tot geen enkele ontbinding van de arbeidsovereenkomst geleid. Op 6 juli 2020 is daar verandering in gekomen toen de kantonrechter Midden-Nederland voor het eerst een arbeidsovereenkomst heeft ontbonden op de i-grond. Tot nu toe zijn er, blijkens gepubliceerde rechtspraak, slechts vier positieve i-grondbeschikkingen gewezen. Dit tegenover meer dan twintig afwijzingen. Wat kunnen we leren van de jurisprudentie over de i-grond?
Deugdelijke onderbouwing
In de beschikkingen waarin ontbinding op de i-grond werd verzocht komen vaak dezelfde argumenten naar voren om het verzoek af te wijzen terug. Zo waren onder andere de kantonrechter Alkmaar, de kantonrechter Utrecht, de kantonrechter Eindhoven en de kantonrechter Rotterdam van mening dat het niet aan de kantonrechter is om – wanneer iedere toelichting daartoe ontbreekt – de omstandigheden die zijn aangevoerd (zoals disfunctioneren en ernstig verwijtbaar handelen) in het kader van de i-grond te verzamelen en zelfstandig te beoordelen of dat voldoende is voor een voldragen i-grond. Dit lijkt erop te wijzen dat een deugdelijke onderbouwing noodzakelijk is.
Haaks hierop staat de vierde positieve i-grondbeschikking. In deze beschikking had de kantonrechter te Amsterdam namelijk ambtshalve, dus zelf, de rechtsgronden aangevuld. In deze beschikking had de kantonrechter Amsterdam namelijk ambtshalve de rechtsgronden aangevuld. De werkgever had in deze procedure enkel om ontbinding op de g-grond verzocht. De kantonrechter was echter van oordeel dat de werkgever daarnaast omstandigheden uit de h-grond aannemelijk had gemaakt. Deze omstandigheden waren volgens de kantonrechter – in samenhang met de aangevoerde omstandigheden met betrekking tot de g-grond – toereikend om ontbinding op de cumulatiegrond te rechtvaardigen. Wel werd een extra vergoeding ter hoogte van 50% van de transitievergoeding toegekend.
Bijna voldragen ontslaggrond
De kantonrechter Eindhoven oordeelde dat de verweten gedragingen en de door beide partijen veroorzaakte verstoorde verhouding niet zodanig ernstig waren dat van de werkgever in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De e-grond noch de g-grond was bijna voldragen en ook de combinatie van deze gronden was onvoldoende om ontbinding te kunnen rechtvaardigen. Ook de kantonrechter Den Haag, de kantonrechter Almere en de kantonrechter Rotterdam vonden dat van de aangevoerde ontslaggronden niet één grond bijna voldragen was, waardoor de ontbindingsverzoeken werden afgewezen. Hieruit lijkt te volgen dat voor een succesvol beroep op de i-grond ten minste sprake moet zijn van een bijna voldragen grond.
Dit werd bevestigd in de eerste en de tweede positieve i-grondbeschikking – beiden gewezen door kantonrechters te Almere – en in mindere mate in de derde positieve i-grondbeschikking. In de eerste twee beschikkingen overwogen de kantonrechters dat voor ontbinding op de i-grond onder meer vereist is dat sprake is zijn van één bijna voldragen ontslaggrond. In de derde positieve i-grondbeschikking overwoog de kantonrechter Utrecht dat de ontslaggronden die gecombineerd worden zodanig substantieel moeten zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In het laatste geval werd door de kantonrechter benadrukt dat de wetgever maatwerk in het ontslagrecht mogelijk heeft willen maken zonder te breken met het gesloten ontslagstelsel. Dit kwam ook terug in de uitspraak van de kantonrechter Amsterdam, die oordeelde dat de i-grond niet bedoeld is om de aangevoerde overige ontslaggronden te repareren en het verzoek tot ontbinding daarom afwees.
Andere toetsingsmaatstaf van de kantonrechter Arnhem
Waar de hiervoor genoemde kantonrechters toetsten of sprake was van een bijna voldragen ontslaggrond, pakte de kantonrechter Arnhem het anders aan. Volgens deze kantonrechter gaat het bij de i-grond namelijk niet om een combinatie van twee of meer verschillende gronden, maar om een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer gronden. De kantonrechter overwoog dat in de parlementaire geschiedenis niet wordt gesproken over een cumulatie van de gronden, laat staan over de mate waarin een van deze gronden voldragen moet zijn. Volgens deze kantonrechter is een bijna voldragen ontslaggrond dan ook niet vereist. De komende maanden zal duidelijk worden of andere rechters de goed onderbouwde toetsingsmaatstaf van de i-grond van de kantonrechter Arnhem zullen volgen.
Conclusie
Wat kunnen we van deze uitspraken leren? Voor een succesvol beroep op de cumulatiegrond moet worden onderbouwd welke omstandigheden uit twee of meer van de wettelijke ontslaggronden ertoe hebben geleid dat in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Alleen de kantonrechter te Amsterdam heeft een verzoek tot ontbinding op de cumulatiegrond toegewezen, zonder dat de werkgever dit verzocht en onderbouwd had.
Voor een succesvol beroep op de cumulatiegrond lijkt verder vereist te zijn dat in ieder geval één van de afzonderlijke gronden bijna voldragen is, hoewel dit volgens de kantonrechter te Arnhem helemaal niet noodzakelijk is en ook niet strookt met de wens van de wetgever.
Duidelijk is dat de cumulatiegrond over het algemeen, anders dan wellicht door de praktijk werd verwacht en mogelijk gehoopt, kritisch beoordeeld wordt. Hoewel de eis van een bijna voldragen ontslaggrond en een deugdelijke onderbouwing veelvuldig terugkomt in de rechtspraak, is ook gebleken dat niet alle kantonrechters hier hetzelfde over denken. Voor meer zekerheid zal dus waarschijnlijk een oordeel van de Hoge Raad moeten worden afgewacht. Dit kan nog eenwel even duren, waardoor we voor nu lering zullen moeten trekken uit de lagere rechtspraak. Of die beoordelingswijze volledig in overeenstemming is met hetgeen de wetgever met de invoering van de i-grond wilde bereiken, valt echter nog te bezien.
Wilt u meer informatie?
Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met een van de advocaten van team Arbeidsrecht. Wij houden u op de hoogte van alle ontwikkelingen in het Arbeidsrecht via onze website en Arbeidsrecht LinkedIn pagina.
Oktober 2020