Een docent Lichamelijke Opvoeding op een middelbare school maakt op basis van de cao voor het Voortgezet Onderwijs aanspraak op een jubileumgratificatie wegens 25 jaar diensttijd bij het onderwijs. Volgens het schoolbestuur, echter, is zij tot eind 2003 niet in dienst geweest bij een school als bedoeld in de cao. De kantonrechter Amsterdam geeft op 23 oktober 2017 antwoord op de vraag hoe de cao-bepaling over jubileumgratificatie dient te worden uitgelegd.
Feiten
De docent Lichamelijke Opvoeding (“LO”) trad bij de onderwijsstichting Esprit Scholen in dienst op 28 november 2003. Onder Esprit Scholen valt onder andere de Amsterdam International Community School (“AICS”) waar zij werkzaam is, aanvankelijk parttime en tegenwoordig fulltime. Van 1 september 1991 tot en met 31 augustus 2005 is de docent LO in dienst geweest als docent bij de Europese School te Bergen (“de Europese School”). Zij heeft daar lesgegeven in zowel het primair als het voortgezet onderwijs. Op de huidige arbeidsovereenkomst is de cao voor het Voortgezet Onderwijs (hierna: de cao) van toepassing. De docent vordert bij de kantonrechter dat Esprit Scholen veroordeeld zal worden tot betaling van de jubileumgratificatie die haar op grond van artikel 13.8 cao toekomt. Deze bedraagt per 1 september 2016 50% van het bruto maandsalaris verhoogd met vakantietoeslag.
Standpunt LO-docent
De docent stelt dat zij in aanmerking komt voor de gratificatie, omdat zij volgens de letter van de cao-bepaling 25 jaar “diensttijd bij het onderwijs” heeft doorlopen. Volgens artikel 13.8 lid 3 cao wordt onder diensttijd bij het onderwijs verstaan: de tijd doorgebracht in het po, vo, bve (mbo) of hbo. De discussie in deze zaak richt zich op de vraag of haar jaren bij de Europese School ook onder de diensttijd valt. De docent vindt van wel, omdat op de Europese School ook primair en voortgezet onderwijs wordt gegeven. De cao sluit deze school niet uitdrukkelijk uit van de reikwijdte van de cao.
Standpunt Esprit Scholen
Esprit Scholen stelt zich op het standpunt dat de Europese School geen school is als bedoeld in de cao en dus buiten de reikwijdte van die cao valt. Bepalend is het inmiddels vervallen rechtspositiebesluit Overheidspersoneel 1996 (“Rechtspositiebesluit”), dat als bijlage deel is gaan uitmaken van de eerdere cao 2008-2010. De Europese School is opgericht krachtens een verdrag. Het betreft het Verdrag houdende het Statuut van de Europese School en dit verdrag wordt niet genoemd in het Rechtspositiebesluit. De cao-definities van “diensttijd” en “instelling” uit de cao 2008-2010 zijn daarmee anders dan deze definities uit de huidige cao. Daarnaast stelt Esprit Scholen zich op het standpunt dat de bezoldiging van docenten aan de Europese School uitputtend is geregeld in artikel 35 van het Statuut van docenten met beperkte leeropdracht in de Europese Scholen. Daarmee valt het buiten de invloedssfeer van de nationale wetgeving. Volgens Esprit Scholen heeft ook de Nederlandse wetgever de Europese School buiten het nationale onderwijssysteem geplaatst. Daarvoor verwijst Esprit Scholen in haar verweer naar de wetsgeschiedenis van de Wet op het Voortgezet Onderwijs. De wetgever heeft (onder andere) expliciet gesteld dat in Bergen een Europese School staat die geen deel uitmaakt van het Nederlandse nationale onderwijsstelsel.
Kantonrechter: ruime uitleg “diensttijd bij het onderwijs”
De kantonrechter oordeelt allereerst dat alleen de huidige cao bepalend is voor het antwoord op de vraag of de LO-docent per 1 september 2016 aanspraak heeft op de gratificatie. Vervolgens stelt de kantonrechter dat artikel 13.8 cao heel duidelijk aangeeft wie recht heeft op een jubileumgratificatie. Dit zijn personen die een 25-jarige diensttijd bij het onderwijs hebben. De kantonrechter verstaat onder “diensttijd”: de tijd doorgebracht in een betrekking in het po, vo, bve (mbo) of hbo, waarmee letterlijk wordt aangesloten bij de cao tekst. Dat leidt volgens de kantonrechter tot een ruim begrip van wat onder “diensttijd bij het onderwijs” wordt begrepen.
Een beperking van dat begrip is bovendien niet logisch, omdat de cao een minimumkarakter heeft. Dat betekent dat alleen ten gunste van de werknemer mag worden afgeweken (artikel 1.3 cao). De kantonrechter volgt verder de LO-docent in het standpunt dat de Europese School primair en voortgezet onderwijs verzorgt en dat de docent in haar betrekking dat onderwijs heeft gegeven. Daarnaast merkt de kantonrechter op dat de definities “instelling” en “werkgever” uit de cao de Europese School niet uitsluiten. Het beroep van Esprit Scholen op het Rechtspositiebesluit slaagt niet, omdat dit specifieke besluit is komen te vervallen.
Doordat de Europese School onderwijs aanbiedt aan leerlingen vanaf 4 jaar dat de grondslag vormt voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs, wordt voldaan aan de definitie die de Wet op het Primair Onderwijs geeft aan “primair onderwijs“. Ook wordt voldaan aan de definitie “voortgezet onderwijs” uit de Wet op het Voortgezet Onderwijs, omdat er onderwijs op en na het basisonderwijs wordt gegeven. Het door de Europese School verstrekte onderwijs betreft volgens het ministerie van OCW erkend primair en voortgezet onderwijs.
Tot slot merkt de kantonrechter nog op dat zelfs als de Europese School buiten het Nederlandse onderwijssysteem zou zijn geplaatst, de definitie van “diensttijd bij het onderwijs” uit de cao dusdanig ruim is dat de arbeidsjaren bij deze school meetellen. De kantonrechter wijst dan ook de jubileumgratificatie aan de LO-docente toe.
Aanbeveling
Uit de Nederlandse arbeidsrechtspraak volgt een consequente lijn waar het de uitleg van cao-bepalingen betreft. Op hoofdlijnen geldt voor de uitleg van cao’s dat de bewoording van de cao doorslaggevend is. De bewoording moet worden gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao. Dat is een andere regel dan de uitleg van een individuele overeenkomst, waarbij de partijbedoeling ook van grote betekenis is. Eventuele kennis over het hoe en het waarom van een cao-bepaling mag bij de uitleg daarvan dus geen rol spelen.
Zeker voor de onderwijssector is het relevant om op de hoogte te zijn van deze regels. De cao’s vervullen een grote rol in alle lagen van het onderwijs. Het zal net als in deze zaak vaker voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de cao-teksten. De kantonrechter in deze zaak heeft de argumenten van de school allemaal gepasseerd en de docent in het gelijk gesteld. Liever voorkomt u dat zo’n discussie door de rechter moet worden beslecht. Onze arbeidsrechtadvocaten van team Onderwijs kunnen u nader adviseren over de uitleg van specifieke bepalingen in de onderwijs cao’s.
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan gerust contact met ons op.
november 2017