Inwoners van de gemeente Oirschot hebben grote zorgen bij de vestiging van een nieuwe megastal in hun gemeente. Deze stal moet ruimte gaan bieden aan bijna 16.000 varkens en loopt dwars door een belangrijke ecologische verbinding. De vrees is dan ook dat de vestiging van de stal gepaard zal gaan met aanzienlijke gezondheidsrisico’s en aantasting van de natuur. Ook het gemeentebestuur lijkt weinig zin te hebben in de vestiging van een nieuwe megastal. Landelijk gezien lijkt echter sprake te zijn van een trend: de afgelopen acht jaar is het aantal megastallen maar liefst verdrievoudigd. Interessant is daarom te bezien welke juridische instrumenten de bewoners ter beschikking staan om de komst van deze stal tegen te houden.
Toetsen omgevingsvergunning
Voor het realiseren van de nieuwe stal is een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ex artikel 2.1, eerste lid onder a, Wabo vereist. De vergunningverlening wordt doorgaans aan een viertal aspect getoetst, te weten het Bouwbesluit, de lokale Bouwverordening, de redelijke eisen van welstand en het vigerende bestemmingsplan. Is de omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan, dan bestaat voor het bevoegde gezag nog de mogelijkheid om op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, Wabo af te wijken van de opgenomen planregels. Voor de realisatie van de megastal in Oirschot is dat hoogstwaarschijnlijk niet noodzakelijk: het bestemmingsplan voorziet immers in intensieve veehouderij op de beoogde locatie.
Naast een vergunning voor de activiteit bouwen is doorgaans ook een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu vereist als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, Wabo. Voor intensieve veehouderij gelden daarbij een aantal aparte wettelijke voorschriften waaraan moet worden voldaan. Zo zal de mate van geurhinder moeten worden getoetst aan de Wet geurhinder en veehouderij. Daarnaast is ook de maximale ammoniakuitstoot gebonden aan wettelijke normen op grond van de Wet ammoniak en veehouderij. Verder worden er nog allerlei eisen gesteld aan onder meer het gebruik van energie, brandveiligheid, geluid, afvalwater en grondstofopslag van afvalstoffen.
Volksgezondheid
Opmerkelijk is dat het aspect volksgezondheid nog geen aparte toetsingsgrondslag vormt bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag voor de activiteit milieu. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft onlangs nog geoordeeld dat uit een VGO-rapport niet kan worden afgeleid dat de ontwikkeling van een bepaalde veehouderij per definitie onaanvaardbare negatieve gezondheidseffecten met zich meebrengt. Het voorgaande betekent evenwel niet dat het aspect van volksgezondheid überhaupt niet van belang is. Zo is het bevoegde gezag op grond van artikel 2.14, eerste lid onder a, onder 2, Wabo verplicht om rekening te houden met de gevolgen van het milieu, in het kader van onder meer de volksgezondheid. Daarnaast moet bij de OBM-toets in het kader van de milieueffectrapportage (m.e.r.) bij het houden van varkens rekening worden gehouden met verschillende aspecten van de volksgezondheid, in het bijzonder de uitstoot van fijnstof.
Wet natuurbescherming
Een ander belangrijk aspect bij de vergunningverlening van megastallen is natuurbescherming. Artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming stelt dat een vergunning van Provinciale Staten verplicht is voor projecten of andere handelingen die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000 gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Het oprichten van een veehouderij moet daarbij, op grond van artikel 4, eerste en tweede lid, in samenhang met bijlage I, onder 17, en bijlage II, onder 1 en e, MER-richtlijn, worden beschouwd als een “project” als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming. Dit geldt eveneens voor het wijzigen of uitbreiden van de betreffende veehouderij.
Of sprake is van een “verslechtering of significant verstorend effect”, hangt af van de passende beoordeling die het bestuursorgaan moet maken op grond van artikel 2.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming. Voor de uitstoot van stikstof geldt daarbij het Programma Aanpak Stikstof (PAS) als beoordelingskader, aan de hand waarvan de zogenaamde dispositieruimte projectmatig wordt verdeeld.
De Wet natuurbescherming kan in de praktijk een belangrijke rol spelen bij de oprichting van megastallen. Dit geldt echter niet voor de nieuwe megastal in Oirschot: nu de beoogde locatie buiten een Natura 2000-gebied is gelegen, zal in dit geval aan deze wet geen bescherming kunnen worden ontleend.
Intrekken verleende omgevingsvergunning
Het is niet voor het eerst dat de initiatiefnemer een vergunningaanvraag indient voor de bouw van een nieuwe megastal op deze locatie. Al in 2010 is door het toenmalige college van burgemeesters en wethouders een vergunning verleend voor de bouw van een megastal voor de huisvesting van ongeveer 20.000 varkens. De vergunning is aangevochten tot de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan toe, maar uiteindelijk is deze in stand gebleven. Toch heeft de vergunninghouder toen geen gebruik gemaakt van deze vergunning.
Artikel 2.33, tweede lid onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het bevoegde gezag een verleende omgevingsvergunning kan intrekken indien gedurende 26 weken dan wel de in de vergunning bepaalde termijn, geen handelingen zijn verricht met de gebruikmaking van deze vergunning. Voor vergunningen die geen betrekking hebben op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a en b, Wabo, geldt een langere termijn van drie jaar. Hierbij is het mogelijk dat de vergunning geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken, afhankelijk van de vraag of gedeeltelijk dan wel in het geheel geen gebruik is gemaakt van de verleende vergunning.
De Wabo biedt hiermee een wettelijke intrekkingsgrondslag voor reeds verleende omgevingsvergunningen. In het bovenstaande geval gaat het daarbij wel om een mogelijkheid en niet om een verplichting tot intrekking. Dit is anders indien er bijvoorbeeld sprake is van ontoelaatbare gevolgen voor het milieu, als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, onder d, Wabo.
Tot slot
Juridisch gezien bestaan er verschillende instrumenten om de realisatie van megastallen voorkomen. Er zijn vaak verschillende vergunningen nodig die aan allerlei planologische en milieutechnische eisen worden getoetst. Daarnaast zal binnen afzienbare tijd ook daadwerkelijk gebruik moeten worden gemaakt van een verleende vergunning. Gebeurt dit niet, dan levert dit een grondslag op voor het intrekken van de vergunning door het bevoegde gezag.
Behalve juridische instrumenten kan ook het lokale en provinciale bestuur door middel van beleid belemmeringen opwerpen aan het realiseren van megastallen. Zo is het bouwen van megastallen groter dan 1,5 hectare op grond van de Verordening Ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant aan verschillende beperkingen onderhevig. Daarnaast is het vanaf juli van dit jaar niet langer mogelijk om nieuwe geitenhouderijen op te richten. Of een dergelijke maatregel in de toekomst ook voor andere vormen van intensieve veehouderij wordt genomen, valt echter nog te bezien.
Meer informatie
Heeft u vragen over dit onderwerp? Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Jeroen Niederer of een van de andere advocaten van team Food&Agri. Zij zijn u graag van dienst.
Oktober 2017