De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 22 maart 2017 geoordeeld dat kruimelgevallen zoals bedoeld in artikel 4 Bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor) gecombineerd mogen worden. Dit biedt ruime mogelijkheden om projecten die strijdig zijn met het bestemmingsplan te vergunnen.
Kruimelgevallenregeling
Zodra iemand een bouwwerk wil bouwen of gebruiken op een wijze die in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, is een omgevingsvergunning nodig om af te mogen wijken van het bestemmingsplan (een zogenaamde omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik). Dit is geregeld in artikel 2.1 lid 1 sub c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Een omgevingsvergunning planologisch strijd gebruik, kan op basis van drie verschillende grondslagen worden verleend (artikel 2.12 lid 1 sub a Wabo). Een omgevingsvergunning kan worden verleend als:
- het bestemmingsplan zelf voorziet in een afwijkingsmogelijkheid (een zogenaamde “binnenplanse afwijkingsmogelijkheid”);
- er sprake is van een zogenaamd “kruimelgeval” (opgenomen in artikel 4 Bijlage II Bor);
- er een ruimtelijke onderbouwing wordt opgesteld (een zogenaamde “buitenplanse afwijking”).
Een buitenplanse afwijking wordt – in tegenstelling tot de twee andere afwijkingsmogelijkheden – voorbereid met een uitgebreide procedure. Deze procedure neemt ruim zes maanden in beslag. De binnenplanse afwijkingsmogelijkheid en een kruimgeval worden daarentegen met een reguliere procedure voorbereid, die een doorlooptijd kent van maximaal acht weken.
Casus
Wat was de aanleiding voor de uitspraak van 22 maart 2017? Het college had in die kwestie aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor gestapelde bewoning van zijn woning en voor de uitbreiding van de begane grond van het pand. Zowel het gestapeld wonen als de uitbreiding van de begane grond waren in strijd met het bestemmingsplan.
De uitbreiding van de begane grond werd vergund middels artikel 4 lid 1 Bijlage II Bor, dat – kort gezegd – de mogelijkheid biedt om een bijbehorend bouwwerk te bouwen of uit te breiden. Het gestapeld wonen werd vergund middels artikel 4 lid 9 Bijlage II Bor, dat bepaalt dat dat het gebruik van bouwwerken mag worden gewijzigd, mits het bouwvolume hiermee niet wordt vergroot.
Een omwonende is het niet eens met het bouwplan van vergunninghouder en voert in hoger beroep bij de Afdeling aan dat het college niet bevoegd zou zijn om op twee afzonderlijke grondslagen omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Volgens hem zou daarmee het systeem van de wettelijke regeling worden doorkruist. Voor het plan als zodanig kan volgens appellant niet op de grondslag van artikel 4 lid 9 van het bestemmingsplan worden afgeweken, omdat de oppervlakte en het bouwvolume van het pand wel degelijk worden uitgebreid.
De Afdeling gaat niet mee in het argument van de omwonende. Volgens de Afdeling is het college bevoegd om voor de uitbreiding van de begane grond van het pand op de grondslag van artikel 4 lid 1 Bijlage II Bor af te wijken van het bestemmingsplan en voor de wijziging van het gebruik van het pand voor gestapelde bewoning op de grondslag van artikel 4 lid 9 Bijlage II Bor. De Afdeling wijst in dit verband op de Nota van toelichting bij het Bor waarin is vermeld dat de verscheidende onderdelen van artikel 4 van Bijlage II in één omgevingsvergunning gecombineerd kunnen worden toegepast. Zo is het mogelijk om tegelijkertijd een omgevingsvergunning te verlenen voor een bepaald gebruik, bedoeld in artikel 4 lid 9 van een bestaand hoofdgebouw én voor de bouw en het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, bedoeld in artikel 4 lid 1. Het beroep van de appellant wordt daarom ongegrond verklaard.
Meer informatie
Heeft u nog vragen over dit onderwerp? Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Nina Rijsterborgh of een van de andere advocaten van team Bestuursrecht. Zij zijn u graag van dienst.
April 2017