Skip to main content

Het is algemeen bekend dat gemeenten onder meer voor het in behandeling nemen van vergunningaanvragen leges in rekening brengen. Het gemeentebestuur doet dit op basis van artikel 229 lid 1 onder b Gemeentewet, dat bepaalt dat rechten (ook wel “leges” genoemd) kunnen worden geheven voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten (zoals het behandelen van vergunningaanvragen). Recent heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat een gemeente niet in alle gevallen leges in rekening mag brengen voor het behandelen van een verzoek tot wijziging van een bestemmingsplan.

Wat ging vooraf aan de uitspraak van het Hof?
Belanghebbende is eigenaar en bewoner van een woning. Op enig moment verzoekt belanghebbende om wijziging van het bestemmingsplan met betrekking tot het perceel waarop de woning is gebouwd. Zij verzoekt de bestemming “Agrarisch bouwperceel klasse A” te wijzigen naar “Woondoeleinden”. Vervolgens heeft de heffingsambtenaar van de gemeente een legesnota opgelegd aan belanghebbende wegens het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan.

Omdat het bestemmingsplan meer dan tien jaar oud was en volgens 3.1 lid 4 Wet ruimtelijke ordening (hierna: “Wro”) in dat geval géén leges in rekening mogen worden gebracht – ook wel de legessanctie genoemd – is belanghebbende in bezwaar en in beroep bij de rechtbank gegaan.

De rechtbank heeft in beroep geoordeeld dat – gelet op de legessanctie – de heffingsambtenaar inderdaad ten onrechte een legesnota heeft opgelegd. De rechtbank heeft de legesnota vernietigd.

De heffingsambtenaar kon zich niet vinden in deze uitspraak en is in hoger beroep gegaan bij het Hof.

Oordeel Hof
Het Hof stelt voorop dat op grond van artikel 229 lid 1 onder b Gemeentewet rechten kunnen worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als diensten in de zin van die bepaling indien die werkzaamheden rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang (vgl. HR 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4105).

De heffingsambtenaar betoogt in hoger beroep onder meer dat voldaan wordt aan het criterium ten aanzien van de aanvraag, omdat het een speciaal verzoek van belanghebbende betreft, waarvoor specifieke kosten worden gemaakt. Het besluit waarop de legesnota betrekking heeft betreft een besluit van algemene strekking, met een individualiseerbaar belang. Als belanghebbende de woning op termijn wil verkopen, heeft zij belang bij de gewijzigde bestemming. Belanghebbende heeft een aanvraag gedaan waarop door de gemeente een dienst is verleend. Dat is volgens de heffingsambtenaar voldoende individualiseerbaar.

Het Hof volgt de heffingsambtenaar niet in dit standpunt. Naar het oordeel van het Hof gaat het bij het vaststellen van de bestemming van gronden in een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, van de Wro, rechtstreeks en vooral om het dienen van het publieke belang. Het (opnieuw) vaststellen van een bestemmingsplan wordt uitgevoerd met het oog op de publieke taakuitoefening van de gemeente en houdt niet rechtstreeks en in overheersende mate verband met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Bij het in behandeling nemen van een aanvraag tot het (opnieuw) vaststellen van een bestemmingsplan is derhalve niet, ook niet gedeeltelijk, sprake van een rechtstreeks aan de aanvrager verrichte dienst waarvoor op grond van artikel 229 lid 1 onder b Gemeentewet rechten kunnen worden geheven (vgl. HR 11 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA2174).

Uit de overwegingen van het Hof kan overigens worden opgemaakt dat in bepaalde gevallen wél sprake kan zijn van een ten behoeve van belanghebbende verrichte dienst met een voldoende individualiseerbaar belang. Het is daarom dus niet zo dat nooit leges in rekening kunnen worden gebracht voor de behandeling van een verzoek om het bestemmingsplan te wijzigen. Wanneer sprake is van een ten behoeve van de belanghebbende verrichte dienst met een voldoende individualiseerbaar belang laat het Hof echter in het midden. Dit zal moeten blijken uit rechtspraak.

Meer informatie
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u vragen, neem dan contact op met Nina Rijsterborgh. U kunt uiteraard ook contact opnemen met één van de andere advocaten van ons team bestuursrecht.

April 2018