Skip to main content

Op het terrein van het huwelijksvermogensrecht is er nog geen sprake van uniforme regels van internationaal privaatrecht. Dit betekent dat de Belgische rechter de vraag naar het toepasselijke huwelijksvermogensrecht aan de hand van andere regels beantwoordt dan de Nederlandse rechter, hetgeen tot andere uitkomsten kan leiden.

Voor de beantwoording van de vraag welk recht van toepassing is naar Nederlands IPR, is het van belang na te gaan wanneer het huwelijk gesloten is. Op huwelijken gesloten na 1 september 1992 is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing. Indien geen rechtskeuze door de echtgenoten is gemaakt, bepaalt het verdrag dat het huwelijksvermogensregime wordt beheerst door het recht van het land waar de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats hadden. Op deze regel zijn uitzonderingen mogelijk, onder andere wanneer de echtgenoten beschikken over een gemeenschappelijke nationaliteit.

Van belang is dat het toepasselijke recht van rechtswege kan wijzigen gedurende het huwelijk. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de echtgenoten na hun huwelijk gedurende meer dan 10 jaar hun woonplaats in een ander land hebben gehad. Bijvoorbeeld: indien in Nederland woonachtige echtgenoten na (bijvoorbeeld) 3 jaar verhuizen naar België en daar meer dan 10 jaar blijven wonen, dan zal, na deze 10 jaar, het Belgisch recht van toepassing zijn op het huwelijksvermogensregime. Er is dan dus gedurende het huwelijk sprake van een zogenaamde stelselwijziging.

Ook is sprake van een automatische stelselwijziging vanaf het moment dat de echtgenoten hun gewone verblijfplaats vestigen in het land waarvan zij beiden de nationaliteit hebben, dan wel vanaf het tijdstip waarop zij deze gezamenlijke nationaliteit verkrijgen. Indien een Belgisch echtpaar na het huwelijk eerst in Nederland gaat wonen, maar vervolgens naar België terugkeert, geldt vanaf dat moment het Belgische huwelijksvermogensrecht.

Om niet voor verrassingen te komen staan als de Nederlandse of de Belgische rechter het toepasselijke recht vaststelt, en om dergelijke stelselwijzigingen te voorkomen, verdient het aanbeveling om een rechtskeuze te maken voor het toepasselijke huwelijksvermogensrecht. Een dergelijke rechtskeuze dient naar Nederlands recht te worden gemaakt in een notariële akte. Echtgenoten kunnen onder andere kiezen voor het recht van het land waarvan één van de echtgenoten de nationaliteit bezit.

Ook naar Belgisch IPR kan bij notariële akte een rechtskeuze worden gemaakt. België is geen partij bij het Haags Huwelijksvermogensverdrag, zodat in een echtscheidingsprocedure getoetst moet worden aan de geldende regels van het Wetboek IPR. Bij gebreke aan een (rechtsgeldige) rechtskeuze geldt ingevolge artikel 51 van het Wetboek IPR dat het recht van het land waar de echtgenoten na het sluiten van het huwelijk hun eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats vestigen van toepassing is op het huwelijksvermogensregime. Voor huwelijken gesloten vóór 1 oktober 2004 gelden de oude IPR-regels. In dat geval is het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting in eerste instantie van toepassing.

Vanaf 29 januari 2019 zal in principe de Huwelijksvermogensrechtverordening van toepassing zijn op de vanaf dat moment te sluiten huwelijken. Op dat moment zal er m.a.w. wel sprake zijn van uniforme regels van IPR, geldend voor Nederland en België. Ook onder de huwelijksvermogensrechtverordening blijft een rechtskeuze mogelijk. Het uitgangspunt van de verordening is dat, indien géén rechtskeuze is gemaakt, het recht van het land van de eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de echtgenoten van toepassing is op alle goederen van de echtgenoten.

De advocaten van Adlex en Boels Zanders Advocaten zijn u graag van dienst om samen met u op zoek te gaan naar de geschikte rechtskeuze.