Skip to main content

Deze vraag was de kernvraag waarover aanvankelijk de rechtbank (sector kanton) en recent het gerechtshof Arnhem zich heeft moeten buigen. Wat was de casus?

Op 20 augustus 2013 wordt een schoenenwinkel failliet verklaard. Mr. X wordt aangesteld als curator. Als gevolg van het faillissement hebben zowel de curator als de verhuurder het recht om de huurovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 39 Faillissementswet. De verhuurder maakt van dit recht gebruik en zegt de huurovereenkomst op tegen 30 november 2013.

De curator probeert een doorstart te realiseren en informeert de verhuurder ook hierover. De verhuurder informeert op 3 oktober 2013 de curator op zijn beurt dat het niet is toegestaan de winkelruimte onder te verhuren en/of tijdelijk in gebruik te geven aan derden voor de verkoop van schoenen. De verhuurder meldt daarbij uitdrukkelijk dat hij zich tegen het gebruik door derden zal verzetten en vraagt de curator om hem in te lichten als de curator een doorstarter heeft gevonden zodat de verhuurder met de doorstarter in contact kan treden voor het maken van afspraken over de huur van de winkelruimte.

Klaarblijkelijk heeft de curator de verhuurder vervolgens ingelicht over de persoon die voornemens is een doorstart te maken want de verhuurder bericht de curator op 8 oktober 2013 dat hij nog niet heeft vernomen van de beoogd doorstarter. Hij herhaalt dat het niet is toegestaan de ruimte in gebruik te geven zonder dat de verhuurder een nieuwe huurovereenkomst heeft gesloten met de doorstarter.

De curator bericht de verhuurder op 18 oktober 2013 dat hij een doorstart heeft gerealiseerd en (onder meer) de voorraad schoenen aan de doorstarter heeft verkocht. De curator schrijft daarbij dat hij ervan uitgaat dat de verhuurder en de doorstarter afspraken zullen maken. Drie dagen later laat de verhuurder weten dat hij met de doorstarter contact zal opnemen.

Op 23 oktober 2013 ontdekt de verhuurder echter dat de doorstarter vanuit de winkelruimte schoenen verkoopt terwijl er nog geen nieuwe huurovereenkomst met de verhuurder is gesloten. Het blijkt dat de curator de doorstarter de toegang tot de winkelruimte heeft verschaft en de doorstarter in staat heeft gesteld de winkelruimte te gebruiken voor de verkoop van schoenen. De verhuurder heeft de curator direct gesommeerd ervoor te zorgen dat het gebruik wordt gestaakt. De curator voldoet niet aan deze sommatie. Sterker nog, de curator laat de doorstarter tot 27 november 2013 gebruik maken van de winkelruimte.

Over de maanden oktober en november heeft de doorstarter geen huur betaald aan de verhuurder. De doorstarter heeft wel een vergoeding betaald aan de curator. Het gebruik van de ruimte heeft voortgeduurd tot en met februari 2014. Over de maanden januari en februari 2014 heeft de doorstarter wel een vergoeding betaald aan de verhuurder.

Door de kantonrechter is voor recht verklaard dat de curator pro se (dus in privé) onrechtmatig heeft gehandeld. De curator wordt vervolgens ook in privé veroordeeld voor de schade van de verhuurder.

De curator gaat in hoger beroep, maar moet ook in hoger beroep het onderspit delven. Het gerechtshof is met de kantonrechter van oordeel dat de curator onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens het gerechtshof heeft de curator in deze situatie geen ruime mate van beleidsvrijheid, maar is ook hij gehouden aan de huurovereenkomst en de afspraken die daarin zijn gemaakt. Op grond van de huurovereenkomst is onderverhuur of ingebruikgeving aan derden verboden. De curator is weliswaar bevoegd om maatregelen te nemen om de winkelruimte te ontruimen, maar het in gebruik geven van de ruimte aan derden die de voorraad schoenen verkopen, gaat verder dan het ontruimen van de winkelruimte. Het feit dat de curator een doorstart wilde bereiken maakt dit niet anders volgens het gerechtshof. Het is en blijft de exclusieve bevoegdheid van de verhuurder om het huurgenot aan derden te verschaffen. Dat is alleen anders als de curator een indeplaatsstelling had verzocht aan de rechter, maar dat heeft hij niet gedaan.

Het gerechtshof verwijt de curator ook dat hij geen enkele waarborg heeft ingebouwd voor de verhuurder, hij wist dat de verhuurder zich verzette tegen ingebruikgeving en hij de verhuurder pas informatie heeft verstrekt nadat hij de winkelruimte al aan de doorstarter ter beschikking heeft gesteld. Volgens het gerechtshof is het handelen van de curator dermate onzorgvuldig en ongebruikelijk dat hij het onrechtmatige van zijn handelen heeft ingezien of had moeten inzien.

Hoewel mee heeft gespeeld dat de curator de verhuurder kennelijk niet of pas zeer laat heeft geïnformeerd en bovendien wist dat de verhuurder niet akkoord was met het in gebruik geven van de winkelruimte aan de doorstarter voordat er een nieuwe huurovereenkomst gesloten was, blijkt uit deze uitspraak ook dat een curator bij het realiseren van een doorstart rekening dient te houden met de belangen van derden in casu de verhuurder. Hij kan niet zomaar een gehuurde bedrijfsruimte aan de doorstarter in gebruik geven. Daarmee schiet hij tekort in de huurovereenkomst en handelt hij (als onderverhuur en/of ingebruikgeving verboden is) bovendien onrechtmatig. Een curator doet er derhalve verstandig aan om in een vroegtijdig stadium in overleg te treden met de verhuurder en afspraken met de verhuurder te maken voor eventueel gebruik van de bedrijfsruimte door de doorstarter gedurende de resterende looptijd van de huurovereenkomst. De verhuurder kan alsdan bedingen dat de huurpenningen over de periode van het gebruik worden betaald door de curator of rechtstreeks door de doorstarter.

In onze nieuwsbrieven houden we u op de hoogte van alle relevante (wets)ontwikkelingen op het gebied van faillissementsrecht. Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u andere vragen? Neem dan contact op met Jeroen Tulfer. U kunt uiteraard ook contact opnemen met een van de andere advocaten van ons team Insolventie & Herstructurering.