Skip to main content

Op 17 juli 2018 is door Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg de ontwerp-Wijzigingsverordening van de Omgevingsverordening Limburg 2014  (hierna: “de Omgevingsverordening“) vastgesteld. Met de Wijzigingsverordening worden de nieuwe bestuursafspraken tussen de Provincie Limburg en de Limburgse gemeenten in paragraaf 2.4 van de Omgevingsverordening opgenomen. Deze afspraken zien op de regionale uitwerking van het Provinciale Omgevingsplan Limburg 2014 (hierna: “het POL2014“) voor Noord-, Midden- en Zuid-Limburg.

In de nieuwe Wijzigingsverordening wordt de Omgevingsverordening op een aantal onderdelen aangepast. In dit artikel worden de aanpassingen en de diverse bestuursafspraken nader uiteengezet.

Nieuwe bestuursafspraken uitwerking POL2014

In maart en april 2018 zijn de nieuwe bestuursafspraken over de uitwerking van het POL2014 vastgelegd. Deze afspraken hebben betrekking op een aantal thema’s waarbij de rol van de gemeenten aanzienlijk is. Enerzijds zijn dit stedelijke thema’s zoals wonen, bedrijventerreinen, kantoren, winkels en vrijetijdseconomie, terwijl anderzijds ook landelijke thema’s zoals landbouw, energie en landschap verder zijn uitgewerkt.

Met het vastleggen van de bestuursafspraken in de Omgevingsverordening wordt duidelijk gemaakt in welke gevallen regionale instemming of afstemming vereist is. Daarnaast kan de Provincie tegen gemeenten die zich niet aan de gemaakte afspraken houden diverse beleidsinstrumenten inzetten, zoals een aanwijzing, een provinciaal inpassingsplan of instrumenten uit de Omgevingsverordening zelf.

De wijzigingen

Wonen

Uitgangspunt van de nieuwe regels over wonen zijn de intergemeentelijke structuurvisies wonen voor de regio’s Noord-, Midden- en Zuid-Limburg. Op grond artikel 2.4.2 Omgevingsverordening is het enkel mogelijk om via ruimtelijke plannen woningen aan de woning- en planvoorraad toe te voegen als dit in overeenstemming is met deze structuurvisies. Deze voorwaarde is niet nieuw, maar wel nieuw is de koppeling naar de structuurvisie wonen van de regio Zuid-Limburg.

Een belangrijke aanpassing is gelegen in het nieuwe artikel 2.4.2 lid 4 Omgevingsverordening. Dit artikel geeft Gedeputeerde Staten een maatwerkmogelijkheid voor ruimtelijke plannen die niet voldoen aan de eerdergenoemde structuurvisies. Vereist hiervoor is dat het plan bijdraagt aan de versterking van de (boven)regionale structuur of tegemoet komt aan een regionale vraag. Deze laatste grondslag kan interessant zijn voor specifieke vormen van woningbouw zoals zorgwoningen in stads- en dorpskernen, waar in diverse regio’s veel behoefte aan is.

Verder wordt er in artikel 2.4.2 lid 6 Omgevingsverordening een kleine wijziging doorgevoerd. Hoewel de opgave om de planvoorraad aan woningen terug te dringen blijft bestaan, komt de focus meer te liggen op kwaliteitsverbetering van de aanwezige woningvoorraad.

Detailhandel

De nieuwe afspraken aangaande detailhandel zijn gebaseerd op de regionale Detailhandelvisie Noord-Limburg, het beleidskader werklocaties Midden-Limburg en de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg.

In de Detailhandelvisie Noord-Limburg is een instemmingsvoorwaarde voor regiogemeenten vastgelegd voor grote detailhandelontwikkelingen in afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan worden gedacht aan een bovenregionaal verzorgend centrum of een regionaal cluster met volumineuze detailhandel. Voor middelgrote in kleinere detailhandelinitiatieven geldt respectievelijk een afstemmings- en informatieplicht richting nabijgelegen gemeenten.

Het Beleidskader werklocaties Midden-Limburg bepaalt dat nieuwe plannen en uitbreidingen van meer dan 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte regionaal worden afgestemd. Daarnaast geldt dat de planvoorraad aan winkels niet verder mag toenemen en wordt de haalbaarheid van salderingsmogelijkheden onderzocht.

In de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg is bepaald dat bestuurlijke afstemming op (sub-)regionaal niveau is vereist voor uitbreidingen van supermarkten en andere winkels. Of afstemming noodzakelijk is hangt af van de grootte van de uitbreiding en de locatie waar de winkel gelegen is. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde koopiconen, regionale centra en perifere concentraties.

Kantoren en bedrijventerreinen

Ook met betrekking tot kantoren en bedrijventerreinen wordt in de Omgevingsverordening opgenomen dat wordt uitgegaan van de nieuwe regionale bestuursafspraken.

De regionale visies Kantoren en Bedrijven Noord-Limburg kennen eenzelfde systematiek als eerdergenoemde documenten. De afspraken omtrent kantoren gelden daarbij voor nieuwbouw, uitbreiding en hergebruik van kantoorruimte, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen locaties binnen en buiten concentratiegebieden. Voor bedrijventerreinen is vooral van belang of er sprake is van een (veranderde) ruimtevraag van bedrijven en op welke wijze deze vraag wordt vormgegeven.

Binnen het Beleidskader Midden-Limburg is ook ten aanzien van nieuwe initiatieven van kantoren en bedrijven regionale afstemming vereist. Hierbij gaat het om initiatieven met een bruto vloeroppervlakte van respectievelijk meer dan 500 en 1.500 m2. Daarnaast geldt wederom het uitgangspunt dat een verdere groei van de planvoorraad niet wenselijk is en dat salderingsmogelijkheden moeten worden onderzocht.

Binnen de Regionale Structuurvisie Ruimtelijke Economie geldt een meldings- dan wel afstemmingsregel voor kantoorinitiatieven binnen en buiten concentratie- of balansgebieden gelegen, evenals voor nieuwe bedrijven die al dan niet aansluitend of in de nabijheid van een bedrijventerrein komen te liggen. Van belang daarbij is dat voor de locaties van Chemelot, VDL-Nedcar en Maastricht Aachen Airport zelfstandige gebiedsvisies zullen worden opgesteld.

Vrijetijdseconomie

Ook ten aanzien van de vrijetijdseconomie is nieuw beleid geformuleerd. Dit beleid is onder meer gebaseerd op de Vitaliteitsscan Verblijfsrecreatie en het Hotelmarktonderzoek van de Provincie. Uit deze rapporten volgt dat er een overtollig aanbod is aan bungalows, campings en hotels dat bovendien niet goed aansluit op de veranderde wensen van de consument.

Binnen de regio Noord-Limburg wordt ingezet op twee uitgangspunten: het toestaan van kwalitatief goede plannen en het sanering van kwalitatief slechte bedrijven. Voor nieuwe plannen geldt wederom een instemmings-, afstemmings- of informatieplicht. Voor de regio Midden-Limburg geldt het uitgangspunt dat er een regionale (markt)behoefte moet zijn voor nieuwe initiatieven. Alleen voor kleinschalige initiatieven is geen afstemming vereist. In de regio Zuid-Limburg geldt tot slot een afstemmingsverplichting voor dag- of verblijfsrecreatieve voorzieningen met zowel de regionale gemeenten als de Provincie.

Overige wijzigingen

Verder worden nog twee andere aanpassingen doorgevoerd. Allereerst wordt de omschrijving van het begrip “intensieve veehouderij” aangepast, zodat hier ook het bedrijfsmatig houden van geiten onder komt te vallen. Daarnaast wordt de toelichting op paragraaf 2.2 Omgevingsverordening aangepast vanwege de invoering van de nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking (hierna: “de Ladder“). De belangrijkste veranderingen van de nieuwe Ladder zijn het uitgangspunt dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moeten worden gerealiseerd en de mogelijkheid om de Laddertoets door te schuiven naar het uitwerkings- of wijzigingsplan. De Ladder wordt toegepast bij diverse stedelijke ontwikkelingen zoals woningbouw, kantoren, bedrijven, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen.

Tot slot

Met de nieuwe Wijzigingsverordening worden de gemaakte regionale bestuursafspraken stevig verankerd in de Omgevingsverordening. Hiermee wordt het voor de Provincie eenvoudiger om haar beleid ten aanzien van onder meer woningbouw, bedrijfsactiviteiten en detailhandel op lokaal en regionaal niveau vorm te geven. Tegelijkertijd dienen initiatiefnemers van middelgrote en grote projecten nog meer rekening te houden met de bestaande planvoorraad en met in- en afstemmingsmogelijkheden van omliggende gemeenten.

De ontwerp-Wijzigingsverordening ligt sinds woensdag 25 juli ter inzage. Tot en met 6 september 2018 is het mogelijk om een zienswijze in te dienen tegen de voorgenomen wijzigingen.

Meer informatie

Heeft u vragen over dit onderwerp? Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met een van de advocaten van team Bestuursrecht . Zij zijn u graag van dienst.