In het wetsvoorstel (hierna: “Wetsvoorstel”) worden voorstellen gedaan om eerder en efficiënter bij onderwijsinstellingen te kunnen ingrijpen. Het Wetsvoorstel geldt voor alle onderwijssectoren, maar de voorgestelde maatregelen zijn vanwege verschillen binnen het onderwijsstelsel niet voor alle sectoren identiek. In deze bijdrage beperken wij ons tot de hoofdlijnen van het Wetsvoorstel.
Aanleiding Wetsvoorstel
In de praktijk hebben zich situaties voorgedaan waardoor volgens de bewindspersonen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar voren is gekomen dat het bestuurlijk handhavingsinstrumentarium tekortschiet. De directe aanleiding zijn de perikelen rond VMBO Maastricht en het Cornelius Haga Lyceum geweest. Volgens de toelichting op het Wetsvoorstel bleek het in die gevallen niet goed mogelijk om de kwaliteit van het onderwijs te kunnen waarborgen in uitzonderlijke, urgente gevallen of wanneer er sprake is van een (zeer) ernstige overtreding. Het huidige bestuurlijke handhavingsinstrumentarium zou daarom met name verbetering behoeven voor de volgende situaties: i. de aanwijzing vanwege wanbeheer, ii. kernwaarden van de democratische rechtsstaat in het onderwijs en iii. de aanwijzing in urgente situaties.
Inhoud Wetsvoorstel
In het Wetsvoorstel wordt het handhavingsinstrumentarium van de minister uitgebreid met onder andere de volgende maatregelen:
Nieuwe definitie van wanbeheer
Het Wetsvoorstel verruimt de gronden die onder het begrip ”wanbeheer” vallen. Wanbeheer wordt voor alle sectoren gekwalificeerd als een ernstige nalatigheid om de noodzakelijke maatregelen te treffen voor het waarborgen van de kwaliteit en de goede voortgang van het onderwijs op de (locatie van de) school of instelling. Het wordt niet meer noodzakelijk dat ook de kwaliteit van het onderwijsstelsel in gevaar komt. Verder wordt voor het funderend onderwijs voorgesteld om onder wanbeheer tevens situaties te scharen waarin er sprake is van ernstig of langdurig tekortschieten in de zorg voor de burgerschapsopdracht of de zorgplicht voor de veiligheid. Als voorbeelden worden extremisme of de verspreiding van antidemocratisch gedachtegoed benoemd. De bekostiging kan worden beëindigd in het geval van wanbeheer op deze gronden. Ook wordt verduidelijkt dat het onvoldoende borgen van de afsluiting van het onderwijs een grond voor wanbeheer oplevert.
Introductie aanwijzing in spoedeisende gevallen
Met een aanwijzing kan de minister ingeval van wanbeheer aangeven wat van een bevoegd gezag of raad van toezicht wordt verwacht. Als de aanwijzing niet wordt opgevolgd kan dat consequenties hebben voor de bekostiging. Het wetsvoorstel introduceert in aanvulling daarop de spoedaanwijzing. Wanneer de inspectie heeft vastgesteld dat a. de onderwijsinstelling tekortschiet in de naleving van de wettelijke voorschriften, b. er (mede) naar aanleiding daarvan een redelijk vermoeden is van wanbeheer én c. er sprake is van onverwijlde spoed, is het voorstel om een spoedaanwijzing aan het bevoegd gezag of de raad van toezicht mogelijk te maken. Bij spoedeisende situaties kan worden gedacht aan ernstige incidenten rond eindexamens of financiële problemen. Voor het geven van een spoedaanwijzing zullen minder procedurele voorschriften en kortere termijnen gelden. Als echter met een reguliere aanwijzing kan worden volstaan, mag geen spoedaanwijzing worden gegeven. Ook moet de spoedaanwijzing van tijdelijke aard zijn, maximaal zes maanden, en slechts gericht op het voorkomen van of beperken van de nadelige gevolgen van het vermoede wanbeheer.
Voor een volledig overzicht van de voorgestelde maatregelen verwijzen wij naar de toelichting op pagina 22 en volgende van het .
Reacties en stand van zaken
Op de internetconsultatie van het wetsvoorstel is een gezamenlijke reactie van de sectorraden voor PO, VO, MBO, HBO en WO gekomen. Zij spreken begrip uit voor het wetsvoorstel omdat de minister vanuit de stelselverantwoordelijkheid in staat moet worden gesteld om effectief en daadkrachtig in te grijpen als het bevoegd gezag, of in sommige sectoren de raad van toezicht, ernstig tekortschiet. Zij benadrukken dat het moet gaan om uitzonderlijke situaties waarbij continuering van het onderwijs niet langer verantwoord is en het school- of instellingsbestuur niet in staat is gebleken om de situatie zelf op te lossen. Wel maken zij principieel bezwaar tegen het geven van een spoedaanwijzing bij een vermoeden van wanbeheer. Een dergelijk vermoeden achten zij te licht voor het inzetten van een dergelijk zwaar middel. Te meer ook omdat de besluitvorming op basis van incidenten plaatsvindt onder grote maatschappelijke en politieke druk waardoor de beginselen van zorgvuldigheid en rechtsbescherming in de knel kunnen komen zoals de casus van het Cornelius Haga Lyceum heeft geleerd. In de gezamenlijke reactie van diverse profielorganisaties wordt erop gewezen dat voor wat betreft het funderend onderwijs het wetsvoorstel geen oog heeft voor de toezichthoudende rol van de gemeenteraad ten aanzien van het openbaar onderwijs en de garantiefunctie van het openbaar onderwijs.
Meer weten?
Heeft u vragen over het Wetsvoorstel of de huidige mogelijkheden van de minister om bij school- en instellingsbesturen te interveniëren, neem dan contact op met de advocaten van team Onderwijs. Wij zullen het verdere verloop van het wetgevingsproces nauwgezet volgen en u informeren als daar aanleiding voor is.