Nu duidelijk is dat door de Fipronil-affaire gedupeerde pluimveehouders niet door de Staat zullen worden gecompenseerd, dienen pluimveehouders hun zoektocht naar financiële compensatie voort te zetten. Daarbij wordt het vizier (ook) gericht op de toezichthouder op het gebied van productveiligheid, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De Hoge Raad heeft in een recent arrest meer duidelijkheid gecreëerd over de vraag wanneer een toezichthouder aansprakelijk is voor falend toezicht. Dit arrest geeft gedupeerde pluimveehouders munitie voor een claim richting de NVWA.
Beleidsvrijheid
Uitganspunt is dat aan toezichthouders zoals de NVWA veel beleids- en beoordelingsvrijheid toekomt in de uitvoering van de aan hen opgedragen taak en het gebruik van de daarbij behorende bevoegdheden. Indien een pluimveehouder de NVWA aansprakelijk houdt voor schade, zal een rechter daarom in beginsel slechts toetsen of de NVWA (alle omstandigheden in acht nemende) in redelijkheid tot haar beleid en handelen heeft kunnen komen. Door deze terughoudende toetsing zal niet snel worden geoordeeld dat de NVWA heeft gefaald in haar toezichttaak en daarom aansprakelijk is voor schade.
Falend toezicht
Dit wordt anders als een toezichthouder heeft nagelaten om in te grijpen, terwijl daartoe wel concrete aanleiding bestond. De Hoge Raad heeft recent geoordeeld dat een toezichthouder in redelijkheid maatregelen moet nemen als voldoende ernstige en concrete aanwijzingen voor de toezichthouder bestaan om aan te nemen dat regels (mogelijk) worden overtreden en dat daardoor ernstige schade kon ontstaan. Hoewel het in die zaak ging over het onvoldoende houden van toezicht door de Arbeidsinspectie, is de door de Hoge Raad gegeven norm één-op-één toepasselijk op de beoordeling van het toezicht door de NVWA.
Voor gedupeerde pluimveehouders betekent dit dat zij – indien ook aan andere vereisten voor aansprakelijkheid is voldaan – een schadeclaim op de NVWA kunnen hebben, indien vast komt te staan dat de NVWA al (ruim) vóórdat zij ingreep concrete aanwijzingen had dat kippenstallen werden schoongemaakt met het verboden Fipronil en dat dit tot schade voor de volksgezondheid en/of pluimveehouders zou kunnen leiden. Dergelijke concrete aanwijzingen lijken voor handen te zijn.
Anonieme tip
Minister Edith Schippers van Volksgezondheid en de staatssecretaris van economische zaken Martijn van Dam hebben de Tweede Kamer laten weten in november 2016 een anonieme tip te hebben gekregen waarbij het bedrijf Chickfriend bij naam werd genoemd in verband met het gebruik van Fipronil. De vraag is nu of deze tip de NVWA tot handelen had moeten nopen.
Volgens de NVWA sprak de tipgever alleen over het gebruik van Fipronil in kippenstallen en niet in eieren. Daarom was de tip volgens inspecteur-generaal Rob van Lint van het NVWA geen aanleiding om aan te nemen dat Fipronil aanwezig was in eieren. Evenmin bestond op dat moment aanleiding om monsters van eieren te nemen.
Dit standpunt is twijfelachtig. Allereerst geldt dat de NVWA (door nader onderzoek) weldegelijk meer zicht had kunnen krijgen op het gevaar van Fipronil en de mogelijke besmetting van eieren. Daarnaast geldt dat door de NVWA te treffen maatregelen niet afhankelijk hoefden te zijn van de aanwezigheid van Fipronil in eieren. Zij had ook maatregelen kunnen treffen ter voorkoming van de besmetting van eieren. De NVWA had bijvoorbeeld (eenvoudig) een publiekswaarschuwing kunnen uitvaardigen, althans pluimveehouders – al dan niet via een branchevereniging – kunnen waarschuwen voor het feit dat Chickfriend gebruik maakt van een verboden bestrijdingsmiddel. De NVWA had ook kunnen optreden tegen Chickfriend met als doel haar handelwijze te stoppen. Dergelijk handelen zou de schade, zoals veel pluimveehouders hebben geleden, mogelijk dan wel vermoedelijk hebben voorkomen.
Het oordeel van De Kamercommissie voor Economische Zaken was in het debat over de Fipronil-affaire onverbiddelijk: de NVWA had eerder in actie moeten komen, heeft onduidelijk gecommuniceerd en heeft zich te bureaucratisch gedragen.
De komende tijd zullen beslist meer feiten boven water komen op basis waarvan kan worden geoordeeld of de NVWA meer en/of eerder maatregelen had moeten treffen om gedupeerden te beschermen. Tenzij de NVWA alsnog met een overtuigend standpunt komt, zal deze vraag daarna ongetwijfeld door een rechter worden beantwoord.
Wordt vervolgd…
Meer informatie.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Jair Stokmans of een van de andere advocaten van het team Proces & Aansprakelijkheid. Zij zijn u graag van dienst.
September 2017