Skip to main content

Met de komst van het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) wordt er gewerkt aan de modernisering van de rechtspraak. Digitaal procederen moet ervoor zorgen dat procedures sneller, eenvoudiger en toegankelijker worden. Een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 februari 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:1160 ) laat zien dat digitaal procederen in het bestuursrecht, waar korte procestermijnen gelden, ook nadelen heeft.

Via de digitale portal “Mijn Rechtspraak” kan er momenteel in asiel- en bewaringszaken vrijwillig digitaal geprocedeerd worden. Verwacht wordt dat de verplichting om digitaal te procederen voor het algemeen bestuursrecht vanaf het voorjaar van 2018 gefaseerd zal worden ingevoerd.

Casus
De zaak die bij de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) diende ging over de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet. Nadat haar verzoek was afgewezen stelde zij beroep in en koos zij ervoor om vrijwillig digitaal te procederen.

Vervolgens heeft de rechtbank eiseres via het digitale dossier een brief gestuurd waarin zij werd gewezen op het ontbreken van de gronden van haar beroep. In de brief heeft de rechtbank eiseres een termijn gegeven voor het herstellen van het verzuim. De digitale procesomgeving is zo ingericht dat partijen naar aanleiding van elke toevoeging aan het digitale dossier, dus ook van de herstelverzuimbrief, een notificatie per e-mail krijgen. De notificatie bevat enkel de mededeling dat er een stuk is toegevoegd aan het digitale dossier. Het is vervolgens aan partijen om het digitale dossier in te zien en te constateren welk stuk is toegevoegd.

Eiseres heeft uiteindelijk ná het verstrijken van de termijn de gronden van haar beroep ingediend. Zij stelt zich op het standpunt dat de verzuimbrief, die is toegevoegd op 22 november 2016, op 24 november 2016 niet te zien is geweest in het digitale systeem van haar gemachtigde. Bovendien is de bijbehorende notificatie per e-mail nimmer ontvangen. Nu de termijn voor het herstel van het verzuim niet bekend is gemaakt, is er volgens eiseres geen sprake van niet-ontvankelijkheid. Herstelverzuim kan volgens haar niet eerder gaan lopen dan op de eerstvolgende dag na de dag waarop zij op de hoogte raakte van de zittingsdatum, waardoor zij alsnog tijdig de gronden heeft ingediend.

Overwegingen KEI-procedure  
De rechter overweegt dat het aan partijen is om kennis te nemen van de inhoud van het dossier en de gestelde termijnen te bewaken. Volgens de rechter is dit niet anders dan in een “papieren procedure”.

Daarnaast houdt de rechter partijen voor dat in het digitale dossier bij de rechtbank geen storingen waarneembaar zijn en dat er ook geen landelijke storing bekend is. De rechter overweegt desondanks dat de stelling van het niet functioneren van de digitale procedure na kritische bevraging op de zitting door eiseres gemotiveerd is gehandhaafd. Om meer zekerheid te verkrijgen over de afwezigheid van gebreken in het ICT-systeem heeft de rechter bepaald dat technisch onderzoek dient plaats te vinden. Dit doet de rechter niet alleen omdat eiseres haar stellingen nader heeft onderbouwd, maar ook omdat de rechtspraak groot belang heeft bij het laten onderzoeken van de in de nabije toekomst verplichte wijze van digitaal procederen. De rechter sluit niet uit dat bij lichtvaardig ingenomen stellingen over het niet functioneren van de digitale werkomgeving een kostenveroordeling voor het deskundigenbericht aan de orde kan komen.

Uit het onderzoek blijkt dat er geen enkele storing is geweest, alsmede dat er veelvuldig is ingelogd door of namens de gemachtigde van eiseres. Alles overwegende komt de rechter tot de conclusie dat, voor zover de herstelverzuimbrief niet is gezien door gemachtigde van eiseres, dit niet is veroorzaakt door een gebrekkig functioneren van het digitale systeem van de rechtspraak. In beginsel is het beroep dus niet-ontvankelijk.

Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. De rechter verwerpt deze stelling en overweegt dat indien wordt gekozen voor digitaal procederen, het procesrecht onverkort van kracht blijft. Wettelijke termijnen blijven gewoon gelden. Gebrek aan ervaring met of kennis van digitaal procederen komt voor rekening en risico van de gemachtigde. Ook de stelling dat eiseres er niets aan kan doen dat op het kantoor van haar gemachtigde het digitale dossier niet goed is bestudeerd, termijnen niet zijn bewaakt of de internetverbinding niet van voldoende kwaliteit is komt voor rekening en risico van eiseres.

Conclusie en advies
Deze uitspraak illustreert dat ook bij digitaal procederen termijnen onverkort gelden. Termijnbewaking komt voor rekening van eiseres, ook bij gebrek aan digitale ervaring en/of vaardigheden. Nu uit het technisch onderzoek niet is gebleken van storingen of problemen ligt de bewijslast van het niet-ontvangen van de notificaties bij eiseres.

Eiseres had haar stellingen bijvoorbeeld kunnen bewijzen door het tonen van een gedateerde print-screen van de inhoudsopgave van de stukken van een dossier. Wij adviseren procederende partijen om ook met de komst van het digitaal procederen alert te zijn op het verstrijken van termijnen.

Heeft u vragen over digitaal procederen of over termijnoverschrijdingen? Neem dan contact op met de advocaten van het team Bestuursrecht. Zij zijn u graag van dienst.

Maart 2017