In juni 2019 is een langverwacht pensioenakkoord gesloten tussen het kabinet en de sociale partners. Dit akkoord bestaat echter slechts nog uit hoofdlijnen. Het kabinet moet nu aan de slag met het maken van een wetsvoorstel, waarin de details worden uitgewerkt. De verwachting is dat de nieuwe pensioenregels vanaf 1 januari 2022 zullen gaan gelden. Recentelijk heeft minister Koolmees in een Kamerbrief enig inzicht gegeven in de planning van het wetgevingsproces. Hij verwacht de Tweede Kamer medio 2020 nader te kunnen informeren over de uitkomsten van de uitwerking van het pensioenakkoord en streeft er voorts naar het wetsvoorstel begin 2021 in te dienen. Hoewel wij dus nog even moeten wachten op de concrete uitwerking, worden hierna de meest belangrijke wijzigingen besproken.
Minder snelle stijging van de AOW-leeftijd
Op dit moment stijgt de AOW-leeftijd in Nederland met één jaar voor ieder jaar dat de levensverwachting stijgt. Hier komt echter verandering in. Het kabinet is met de sociale partners overeengekomen dat de AOW-leeftijd vanaf 2020 in een vertraagd tempo zal stijgen. In 2020 en 2021 blijft deze staan op 66 jaar en 4 maanden, in 2023 wordt de leeftijd verhoogd naar 66 jaar en 7 maanden, in 2023 naar 66 jaar en 10 maanden en pas in 2024 komt deze uit op 67 jaar. Na 2024 zal de stijging weer worden gekoppeld aan de levensverwachting, echter voor ieder jaar dat de levensverwachting stijgt, zal de AOW-leeftijd (slechts) nog met acht maanden stijgen in plaats van met een heel jaar. De AOW-leeftijd blijft dus stijgen, maar minder snel dan voorheen. Het wetsvoorstel dat dit regelt is in juli 2019 aangenomen door de Eerste Kamer.
Duurzame inzetbaarheid en werknemers in zware beroepen
De bij het pensioenakkoord betrokken partijen achten van groot belang dat iedereen op een gezonde manier naar zijn/haar pensioen kan toewerken. De duurzame inzetbaarheid moet daarvoor structureel in de arbeidsmarkt worden verankert. Het kabinet en de sociale partners willen dit onder meer bereiken door mensen met zware beroepen de mogelijkheid te bieden eerder te stoppen met werken door middel van een verlofspaarregeling, dan wel door deze mensen de mogelijkheid te bieden zich te laten omscholen naar lichter werk.
Tevens komt er een tijdelijke drempelvrijstelling voor de RVU-heffing, waardoor werkgevers en werknemers samen een vervroegd pensioen regeling kunnen overeenkomen. Vanaf 2021 wordt voor een periode van vijf jaar de RVU-regeling versoepeld. Werkgevers kunnen werknemers dan drie keer EUR 19.000,00 bruto per jaar betalen als VUT-regeling, zonder over dit bedrag een RVU-heffing te hoeven betalen. Partijen mogen ook een hoger jaarbedrag overeenkomen, echter over het meerdere is dan wel een RVU-heffing verschuldigd. Daarnaast worden mogelijkheden geboden om aan werknemers, als aanvulling op de uitkering, een deel van het ouderdomspensioen eerder te laten uitkeren, zodat vervroegd pensioen financieel ook mogelijk is voor werknemers met een lager inkomen.
Flexibeler en persoonlijker pensioenstelsel
Het kabinet en de sociale partners wensen het pensioenstelsel te flexibiliseren en te personaliseren. Zo dienen werknemers een persoonlijkere pensioenregeling te krijgen, waarbij een werknemer meer keuzemogelijkheden krijgt in de verdeling van de risico’s. Daarnaast krijgen deelnemers de keuzemogelijkheid om op de pensioeningangsdatum maximaal 10 procent van het opgebouwde pensioen ‘ineens’ als bedrag op te nemen. Het kabinet is inmiddels gestart met een wetsvoorstel om dit te regelen, gecombineerd met verschillende fiscale wijzigingen met betrekking tot de RVU-heffing en verlofsparen in het kader van een vervroegd pensioen. Het wetsvoorstel zal naar verwachting in het najaar van 2019 ter internetconsulatie worden aangeboden, waarna het streven is het wetsvoorstel in de zomer van 2020 bij de Tweede Kamer in te dienen.
Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
Tevens zal voor zelfstandigen de verplichting worden ingesteld om zich in de toekomst te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Hierdoor zijn straks alle werknemers in beginsel beschermd tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Het kabinet heeft de Stichting van de Arbeid verzocht om in overleg met de zelfstandigenorganisaties begin 2020 met een concreet en betaalbaar voorstel te komen, zodat nog vóór de zomer van 2020 een wetsvoorstel kan worden ingediend.
Uittreden na een aantal dienstjaren
Het kabinet en de sociale partners zullen tevens onderzoeken of het mogelijk is om het moment van uittreden (onder voorwaarden) te koppelen aan het aantal dienstjaren, in plaats van de leeftijd van de werknemer. De uitkomsten van dit onderzoek worden eveneens in de loop van 2020 verwacht.
Gelijkblijvende premie
In het huidige pensioenstelsel wordt doorgaans gewerkt met doorsneepremies. Het voornemen bestaat om dit te wijzigen naar een nieuw systeem, waarin de vaste premie voor alle leeftijden gelijk blijft. Dit zal gecombineerd worden met een leeftijdsafhankelijke degressieve pensioenopbouw. Het huidige systeem sluit namelijk niet aan bij de realiteit, omdat er geen rekening wordt gehouden met het verschil in werkelijke kosten tussen de verschillende leeftijden. Hoe jonger de werknemer is, hoe goedkoper de pensioenopbouw namelijk is vergeleken met een oudere werknemer, omdat de betaalde premie van de jongere werknemer langer kan renderen.
Conclusie
Het pensioenakkoord bestaat op dit moment dus nog uit hoofdlijnen. Met de Kamerbrief van Minister Koolmees bestaat sinds kort wel meer duidelijkheid over het verwachtte tijdspad en de planning gedurende de aankomende periode. Uiteraard houden wij de belangrijkste ontwikkelingen voor u in de gaten.
Meer informatie
Heeft u zelf vragen over een pensioenkwestie? Neem dan contact op met team Arbeidsrecht of Pensioenrecht.
November 2019