Skip to main content

Een arbeidsovereenkomst kan eindigen wegens het bereiken van een bepaalde leeftijd door werknemer. Hiervoor hebben werkgevers twee mogelijkheden. Ten eerste kan een schriftelijk leeftijdsontslagbeding worden overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst of het pensioenreglement. De arbeidsovereenkomst eindigt in dat geval van rechtswege op het moment dat werknemer de overeengekomen leeftijd bereikt. Meestal wordt aangesloten bij de AOW- of de pensioengerechtigde leeftijd, een andere leeftijd kan namelijk tot leeftijdsdiscriminatie leiden. Is geen leeftijdsontslagbeding overeengekomen, dan kan de werkgever de arbeidsovereenkomst van werknemer opzeggen tegen of na de dag waarop werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Dit vereist dus wél een opzeggingshandeling van werkgever.

AOW

Sinds 2013 is de AOW-leeftijd in stappen omhoog gegaan. Hierdoor is een verschil ontstaan tussen de pensioen- en AOW-gerechtigde leeftijd. Dit leidt geregeld tot onduidelijkheden of discussies over welke leeftijd in een pensioenontslagbeding is bedoeld. Met name in bedingen die vóór 2013 zijn gesloten, is geen rekening gehouden met een discrepantie tussen de AOW- en pensioengerechtigde leeftijd.

In geval van discussie, wordt een pensioenontslagbeding uitgelegd op basis van de  zogenaamde Haviltex-maatstaf. Dit betekent dat bij de uitleg van het beding niet alleen moet worden gekeken naar de taalkundige betekenis, maar ook naar de bedoeling van partijen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten. Eind vorig jaar oordeelde het Gerechtshof Amsterdam over de uitleg van een pensioenontslagbeding.[1]

Feiten

Werkneemster is geboren in 1952 en is in 1999 voor onbepaalde tijd bij werkgever (een accountantskantoor) in dienst getreden. In de arbeidsovereenkomst is het volgende pensioenontslagbeding opgenomen:

Het dienstverband eindigt in ieder geval van rechtswege, zonder dat hiertoe enige opzegging of mededeling is vereist, op de eerste van de kalendermaand samenvallend met of volgend op de datum waarop werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.’

Op 17 mei 2018 is werkneemster 66 jaar geworden. Daarmee heeft zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Onder verwijzing naar het pensioenontslagbeding heeft werkgever vervolgens medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2018 van rechtswege zou eindigen. Werkgever legt het begrip ‘pensioengerechtigde leeftijd’ namelijk zo uit dat deze aansluit bij de AOW-gerechtigde leeftijd. Werkneemster is echter van mening dat het begrip ‘pensioengerechtigde leeftijd’ inhoudt dat de arbeidsovereenkomst eindigt op de pensioengerechtigde leeftijd op basis van de op dat moment geldende pensioenregeling. Dit pensioenreglement hanteert als pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt (dit zou 1 mei 2020 zijn). Werkneemster is daarom van mening dat de arbeidsovereenkomst niet per 1 juni 2018 is geëindigd.

Procedure bij de kantonrechter

Werkneemster heeft daarop een procedure gestart, waarin zij een verklaring voor recht heeft gevorderd dat haar arbeidsovereenkomst onverminderd voortduurt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat uit het pensioenontslagbeding volgt dat het de bedoeling van partijen is geweest dat het einde van de arbeidsovereenkomst niet afhankelijk is van de wil van één van de partijen. Uit de AOW volgt objectief wat de AOW-leeftijd is. Daarop is geen invloed van partijen mogelijk. Dat betekent volgens de kantonrechter dat uit de bewoordingen van het onderhavige pensioenontslagbeding volgt dat partijen bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat, ondanks dat niet expliciet de AOW-leeftijd wordt genoemd, de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd. De kantonrechter overweegt dat de AOW-leeftijd op het moment van sluiten van het pensioenontslagbeding namelijk vanzelfsprekend de pensioenleeftijd was. Ten aanzien van het pensioenreglement heeft de kantonrechter overwogen dat hierin niet is bepaald op welk moment de arbeidsovereenkomst eindigt, maar slechts welke aanspraak iemand heeft op aanvullend ouderdomspensioen. De vordering van werkneemster wordt dan ook afgewezen.

Oordeel van het hof

Vervolgens heeft werkneemster hoger beroep ingesteld. Het hof heeft, net als de kantonrechter, overwogen dat het de bedoeling van partijen is geweest het einde van de arbeidsovereenkomst te koppelen aan een objectief vast te stellen leeftijd en daarmee niet afhankelijk te laten zijn van de wil van een van hen. Ook het hof is van mening dat dit erop duidt dat partijen bedoeld hebben aan te sluiten bij de AOW-gerechtigde leeftijd. Werkneemster heeft nog betoogd dat in het toepasselijke pensioenreglement wel een objectief bepaalbare pensioenleeftijd is opgenomen. Het hof heeft dit standpunt niet gevolgd, omdat de uitleg van de arbeidsovereenkomst niet afhankelijk is van wat in het pensioenreglement is bepaald. Het hof heeft daarom het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.

Conclusie

Uit deze uitspraken volgt dat een pensioenontslagbeding tot discussie kan leiden. Vooral in gevallen waarin niet naar een objectief vast te stellen leeftijd, zoals de AOW-gerechtigde leeftijd, wordt verwezen. In dit soort gevallen komt het aan op een uitleg van het beding volgens de Haviltex-maatstaf. Niet altijd komt een rechter op basis van de Haviltex-maatstaf tot de conclusie dat met ‘pensioengerechtigde leeftijd’ de AOW-leeftijd is bedoeld. Zo sloot het Hof Amsterdam in 2015 juist wel aan bij de pensioengerechtigde leeftijd in het pensioenreglement.

Het is goed de formulering van toepasselijke pensioenontslagbedingen te controleren, om zo eventuele discussies of verrassingen in de toekomst.  

Wilt u meer informatie?

Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met een van de advocaten van team Arbeidsrecht. Wij houden u op de hoogte van alle ontwikkelingen in het Arbeidsrecht en Pensioenrecht via onze website en Arbeidsrecht LinkedIn pagina.

Maart 2021

[1] Gerechtshof Amsterdam 24 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3239.