In een op 13 augustus 2019 gepubliceerd arrest oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden over de aansprakelijkheid van een ROC voor de schade die een van haar docenten heeft geleden als gevolg van een ongeval tijdens een buitenschoolse schaatsactiviteit. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de schadevergoedingsvorderingen van de docent toegewezen. Wij informeren wij u hier over de uitkomst in hoger beroep.
Feiten
De betrokkene was werkzaam bij het ROC als mentor, loopbaanbegeleider en docent binnen de opleiding Maatschappelijke Zorg. Het ROC hanteert voor de studenten een bewegingsnorm van 5% van de totale opleidingstijd. Naast de reguliere sportactiviteiten wordt iedere lesperiode daarom afgesloten met een “breekweek”, waarin voor studenten sportactiviteiten worden georganiseerd. De docenten bepalen de invulling daarvan en De Sportdesk van het ROC organiseert dit verder. In januari 2012 vond voor Maatschappelijke Zorg een schaatsactiviteit plaats op een kunstijsbaan. Verschillende docenten en collega’s waren daarbij aanwezig. Tijdens het schaatsen kwam een van de docenten ten val op zijn hoofd en heeft daardoor een permanente hersenschudding opgelopen. Per januari 2015 is hij voor 79% arbeidsongeschikt geacht.
Kern van het geschil
De vraag is of het ROC aansprakelijk is voor de schade die de docent als gevolg van de val op de schaatsbaan heeft geleden. Van belang is of de schaatsactiviteit valt onder de “uitoefening van de werkzaamheden” als bedoeld in artikel 7:658 BW en of het ROC in dat kader aan haar zorgplicht heeft voldaan. Het ROC betwist dat van uitoefening van de werkzaamheden sprake is, nu deelname aan de activiteit volgens haar niet verplicht was en aan afwezigheid geen consequenties waren verbonden. Voorts is schaatsen volgens het ROC een alledaagse activiteit waarvoor geen bijzondere zorgplicht geldt. Tot slot meent het ROC aan haar zorgplicht te hebben voldaan, nu zij de te verwachten veiligheidsmaatregelen heeft getroffen.
Beoordeling
Het hof is, net als de kantonrechter, van mening dat het schaatsongeval wel tijdens de uitoefening van de werkzaamheden heeft plaatsgevonden. De activiteit behoorde immers tot het curriculum (de zogeheten “breekweek”) en zonder begeleiding had de activiteit niet kunnen plaatsvinden. De aanmelding voor de begeleiding was weliswaar vrijwillig, doch in beginsel werd er wel op gerekend dat de benaderde docenten zouden toezeggen en dat zij ook daadwerkelijk bij de activiteit aanwezig zouden zijn. Vanaf dat moment was volgens het hof van vrijblijvendheid geen sprake meer.
Net als de kantonrechter is het hof voorts van oordeel dat er geen sprake is van een alledaagse activiteit en ‘huis-, tuin- en keukenongeval’ nu schaatsen – ook in Nederland – een van het dagelijks leven afgebakende activiteit is waarbij een duidelijk risico op vallen en/of letsel bestaat. Doordat ijs glad en hard is, schaatsen niet voor iedereen gemakkelijk is en een val bij schaatsen met grote regelmaat tot letsel leidt, is er van een beperkt risico geen sprake. Het ROC mocht en kon er niet vanuit gaan dat iedere begeleidende docent zich op het ijs zou kunnen redden, ook niet als deze (al dan niet beperkte) ervaring met schaatsen had. Op het ROC rustte wel degelijk een zorgplicht.
Het ROC stelt dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht door de deelnemers te instrueren over (het gebruik van) de schaatsen, ze erop te wijzen handschoenen te gebruiken, de deelnemers te wijzen op de (voldoende) aanwezige hulpmaterialen waaraan schaatsers zich kunnen vasthouden en daarnaast ter ondersteuning te voorzien in de aanwezigheid van een collega van De Sportdesk. Het ROC merkt verder op dat het gebruik van valhelmen in Nederland niet gebruikelijk is en ijsbanen in Nederland geen helmen verhuren. Het ROC mocht bovendien verwachten, stelt zij, dat de docent – die al twee keer eerder als begeleider mee was geweest naar de schaatsactiviteit – al vaker had geschaatst en bekend was met de risico’s van schaatsen. Voorts was het voor docenten duidelijk dat zij niet verplicht waren deel te nemen aan de activiteit. Gelet op zijn taak/functie – als begeleidend docent – mocht tenslotte extra oplettendheid en voorzichtigheid van hem worden verwacht.
Het hof acht de maatregelen en instructies van het ROC echter onvoldoende om aan de zorgplicht te hebben voldaan.
Volgens het hof had van het ROC mogen worden verwacht dat zij aan de docenten in enige vorm instructie zou geven over de aan schaatsen verbonden risico’s. Zo had zij de docenten kunnen instrueren dat zij langs de kant konden blijven staan of had zij kunnen aangeven dat indien men toch wilde schaatsen (en niet of niet goed kon schaatsen) men voorzichtig zou moeten doen of gebruik moest maken van de reling die op de ijsbaan is aangebracht, van de schaatsrekken die aldaar aanwezig waren of hulp konden vragen aan de leden van de Sportdesk die ter plaatse aanwezig waren. Naar het oordeel van het hof had van het ROC verder, gelet op het risico op (ernstig) letsel bij docenten en leerlingen die deelnamen aan de schaatsactiviteit, gevergd mogen worden dat zij – al dan niet tegen een geringe vergoeding – helmen ter beschikking stelde. Of het dragen van valhelmen al dan niet gebruikelijk is in Nederland doet aan deze verplichting niet af. Dit alles zijn weinig bezwaarlijke, althans gelet op het risico, van het ROC te vergen maatregelen. Daarbij is niet van belang dat de docent al meerdere keren als begeleider mee is geweest naar de schaatsbaan.
Ook het verweer van het ROC dat er sprake zou zijn van eigen schuld van de docent is verworpen, nu eigen schuld – anders dan opzet of bewuste roekeloosheid – geen rol speelt bij de vraag of een werkgever aan de zorgplicht van artikel 7:658 BW heeft voldaan. Het hof bekrachtigt daarmee het vonnis van de kantonrechter.
Conclusie
Het ROC is dus aansprakelijk voor de schade die de docent door de val tijdens de schaatsactiviteit heeft geleden. Op werkgevers rust een vergaande zorgplicht om ongevallen tijdens de uitoefening van de werkzaamheden te voorkomen, zeker bij niet alledaagse activiteiten. Heeft u vragen over de (arbeidsrechtelijke) zorgplicht in het onderwijs? Neem dan contact op met een van de arbeidsrechtadvocaten van ons team Onderwijs. Wij helpen u graag!
September 2019