De laatste tijd hoor ik het steeds vaker. Doordat het economisch beter gaat kunnen mensen het zich weer veroorloven om te scheiden. Het is weer betaalbaar. Het huis kan worden verkocht zonder restschuld en vaak hebben beide partners een baan. Het CBS heeft naar dit fenomeen onderzoek gedaan. Het door mij waargenomen beeld wordt niet ondubbelzinnig door dit onderzoek bevestigd. Het CBS schrijft ter zake dit onderwerp het volgende in de samenvatting van dit onderzoek:
“De relatie tussen de economie en echtscheidingen is gecompliceerd. Aan de ene kant kan een economische crisis leiden tot spanningen in het huwelijk, aan de andere kant kunnen financiële problemen het te kostbaar maken om te scheiden. Tot 2000 lijkt het eerste effect te overheersen. Er gingen meer huwelijken uit elkaar als het economisch slechter ging. Na 2000 is het omgekeerde het geval en worden meer huwelijken ontbonden als het economisch beter gaat. Het is niet duidelijk waardoor deze omslag is veroorzaakt.”
Het door mij waargenomen beeld, wat dus niet ondubbelzinnig is bewezen, meen ik ook te zien in de zakelijke context. Aandeelhouders die gezamenlijk een vennootschap bestieren kunnen, nu het economisch weer beter gaat, weer (sneller) ruzie maken. In economisch moeilijke tijden moeten alle neuzen immers dezelfde kant op staan, maar als het economisch beter gaat kan weer eens heerlijk van mening worden verschild.
Zo’n verschil van mening kan dan resulteren in een vennootschapsrechtelijke ‘scheiding‘. Ik bedoel hiermee natuurlijk het scheiden van wegen tussen aandeelhouders. Net zoals een scheiding tussen echtelijke partners kan het scheiden tussen vennootschapsrechtelijke partners op veel verschillende manieren gebeuren. Partijen kunnen dat in goed overleg doen, al dan niet met behulp van een mediator, en de afspraken vastleggen in een overeenkomst. Helaas kunnen partijen ook verwikkeld raken in een ‘vechtscheiding‘ die zich alsdan afspeelt bij bijvoorbeeld de ondernemerskamer. In de meest hoog oplopende conflicten wordt zelfs het voortbestaan van de vennootschap op het spel gezet door de aandeelhouders. Dit is een conflict in de categorie: ‘ik niks, dan jij ook niks‘. Het hoeft eigenlijk geen betoog dat het vennootschapsrechtelijke belang vaak niet is gediend met aandeelhouders die op deze wijze ruzie maken.
Een conflict in deze laatste categorie heeft recent geleid tot een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. In die uitspraak heeft de Rechtbank Noord-Nederland besloten om een eerder verleende surseance van betaling te herroepen, iets dat zeer uitzonderlijk is. De surseance van betaling werd herroepen omdat deze was verleend op bedrieglijke gronden die door de aanvrager, één van de bestuurders/aandeelhouders van de onderneming, waren aangedragen bij de aanvraag van de surseance van betaling. De Rechtbank komt tot herroeping omdat de aanvrager van de surseance van betaling heeft verzwegen:
- dat beide bestuurders/aandeelhouders van sursiet niet alleen privé maar ook zakelijk ernstig met elkaar in de clinch lagen;
- dat het voornemen om een verzoek tot surseance van betaling in te dienen, door de indienende aandeelhouder/bestuurder niet is besproken met de andere aandeelhouder/bestuurder;
- dat het ingediende verzoek in feite was bedoeld om de ontstane impasse tussen partijen te doorbreken door een beslissing van de rechtbank te forceren; en
- dat er een aandeelhoudersovereenkomst was waarin stond dat de instemming van de algemene vergadering van aandeelhouders was vereist voor het aanvragen van de surseance, derhalve ook de goedkeuring van de andere aandeelhouder/bestuurder.
Met andere woorden, het aanvragen van de surseance op bedrieglijke gronden is géén goed middel om de ruzie tussen deze aandeelhouders te beslechten. Het gevolg van de herroepping van de surseance van betaling is dat de vennootschap weer volledig herleeft. De ruzie tussen de aandeelhouders zal door deze beslissing evenwel niet zijn opgelost. Vermoedelijk zullen de verhoudingen, zo mogelijk, nog verder zijn verslechterd.
Het begeleiden van een aandeelhouder in een ‘scheiding‘ is, zeker in het geval van een dreigende insolventie, een vak apart. Bij zo’n ‘scheiding‘ geldt dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken, maar ook dat drieste heelmeesters een gapend gat achterlaten als wond. Weest u zich hiervan bewust bij de keuze van uw heelmeester en de voorgedragen strategie voor de ‘scheiding‘.
In onze nieuwsbrieven houden we u op de hoogte van alle relevante wetsontwikkelingen op het gebied van faillissementsrecht. Heeft u vragen over deze bijdrage of heeft u andere vragen? Neem dan contact op met Lodewijk Hox. U kunt uiteraard ook contact opnemen met een van de andere advocaten van ons team Insolventie & Herstructurering.
Mei 2018