Vorig jaar, op 7 juli 2017, is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Deze wijziging heeft grote gevolgen voor omgevingsvergunningaanvragen waarbij een vormvrije m.e.r. dient te worden opgesteld.
Door de wijziging van het Besluit m.e.r. moet voor elke omgevingsvergunningaanvraag waarbij een vormvrije m.e.r. moet worden opgesteld, de initiatiefnemer van het project een aanmeldingsnotitie (laten) opstellen en indienen bij het bevoegd gezag. Vervolgens dient het bevoegd gezag binnen zes weken na ontvangst van de aanmeldingsnotitie te besluiten of een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Vervolgens kan de initiatiefnemer een aanvraag indienen (al dan niet vergezeld met het milieueffectrapport).
Dient de initiatiefnemer voorafgaand aan de aanvraag ten onrechte geen aanmeldingsnotitie in, dan heeft dit grote gevolgen. Volgens artikel 7.28 lid 2 Wet milieubeheer (Wm) moet het bevoegd gezag in dat geval de aanvraag buiten behandeling laten. De wet biedt geen ruimte om de aanvrager in de gelegenheid te stellen om de ontbrekende gegevens aan te leveren. Een vrij vergaande sanctie dus.
Het is daarom als initiatiefnemer belangrijk om je ervan bewust te zijn of het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is. De plicht tot het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is aan de orde wanneer de initiatiefnemer een activiteit wil ondernemen die krachtens artikel 7.2 lid 1 onder b Wm is aangewezen. Deze categorieën m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten zijn opgesomd in kolom 1 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
Één van de categorieën activiteiten die in onderdeel D wordt genoemd, is “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen“. Of een bepaald project kwalificeert als een stedelijk ontwikkelingsproject, is vaak onderwerp van discussie in bestuursrechtelijke procedures. Dit ook gelet op het feit dat een afwijking van het bestemmingsplan via een zogenaamde kruimgevalprocedure in bepaalde gevallen niet mogelijk is wanneer sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject (zie de eerdere blog van mijn collega Silvie Joosten hierover: https://www.boelszanders.nl/publicatie/toepassingsmogelijkheden-kruimelregeling-worden-vooralsnog-beperkt/).
Wat men zich echter vaak niet realiseert is dat wanneer een initiatiefnemer een stedelijk ontwikkelingsproject wil realiseren – gelet op de wetswijziging uit 2017 – een aanmeldingsnotitie noodzakelijk is. Het komt regelmatig voor dat een initiatiefnemer zich dit niet realiseert en geen aanmeldingsnotitie indient voordat de omgevingsvergunningaanvraag wordt ingediend, met een buitenbehandelingstelling van de aanvraag als gevolg.
Welke projecten wél en niet kwalificeren als een stedelijk ontwikkelingsproject is niet vastomlijnd. Volgens inmiddels vaste rechtspraak hangt de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in beginsel af van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Het kan dus zo zijn dat een initiatiefnemer meent dat geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject, terwijl het bevoegd gezag een andere mening is toegedaan. Bij eventuele twijfel is het echter – gelet op de zware sanctie bij het achterwege laten van de aanmeldingsnotitie – sterk aan te bevelen om hierover van tevoren afstemming te zoeken met het bevoegd gezag.
Meer informatie
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u vragen, neem dan contact op met Nina Rijsterborgh. U kunt uiteraard ook contact opnemen met één van de andere advocaten van ons team Bestuursrecht.