Skip to main content

Indien een debiteur van een vordering niet tot betaling daarvan overgaat, zal uiteindelijk een vonnis verkregen moeten worden om vervolgens executoriaal beslag te kunnen leggen. In beginsel kunnen alle vermogensbestanddelen van de schuldenaar worden beslagen. Dat betekent dat ook een vordering van de schuldenaar op een derde beslagen kan worden. Vervolgens kan de beslaglegger die vordering innen bij de degene die aan de schuldenaar moet betalen.

Indien de schuldenaar ten behoeve van zijn vordering op de derde een pandrecht heeft gevestigd op eigendommen van de derde kan de beslaglegger het pandrecht van de schuldenaar uitoefenen. Hetzelfde geldt voor een pandhouder van een vordering die zelf is gesecureerd met een pandrecht. Schematisch ziet die situatie als volgt uit.

 

Pandrecht

 

Lange tijd werd in de literatuur aangenomen dat de pandhouder van of beslaglegger op een vordering die zelf is gesecureerd met een zekerheidsrecht de bevoegdheden zou kunnen uitoefenen die de debiteur van de verpande of beslagen vordering als pandhouder zou kunnen uitoefenen. Dit werd afgeleid uit een uitspraak van de Hoge Raad in een geschil tussen de Rabobank tegen (onder meer) Stormpolder Vastgoed BV (Rabobank/Stormpolder).In die uitspraak heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt dat de beslaglegger die de beslagen vordering wil executeren mag profiteren van het hypotheekrecht dat ten behoeve van de beslagen vordering is gevestigd. Indien dat anders zou zijn – zo oordeelt de Hoge Raad – zouden de overige schuldeisers van de derde-beslagene profiteren van het beslag terwijl de beslagene zelf de voorrangspositie die verbonden is aan zijn (beslagen) vordering verliest.

In zijn recente uitspraak heeft de Hoge Raad deze uitspraak bevestigd maar dan voor de situatie waarin een bank (in casu ABN Amro) een pandrecht had gevestigd op een vordering die op haar beurt ook zelf was gesecureerd met een pandrecht.

Het Gerechtshof had nog bepaald dat dit in strijd was met het herverpandingsverbod van artikel 3:242 BW, maar de Hoge Raad maakt in enkele zinnen korte metten met de uitspraak van het Gerechtshof en bepaalt dat er in het geheel geen sprake is van herverpanding. Van herverpanding is sprake indien de pandhouder van (bijvoorbeeld) een vordering zelf beschikt over die vordering en deze (nogmaals) verpand aan een derde.

Hoewel in de literatuur al algemeen werd aangenomen dat de pandhouder of beslaglegger op een vordering van de schuldenaar die zelf is gesecureerd, de bevoegdheden van de schuldenaar (die dus zelf ook pandhouder is in zijn verhouding tot zijn debiteur) mag uitoefenen, is het nu dus zonneklaar.

Nogmaals wordt de kracht van een pandrecht duidelijk. Uiteraard blijft gelden dat de pandrechten goed en volledig worden gedocumenteerd en ook voor het overige wordt voldaan aan de wettelijke vestigingsvereisten. Zorg er dus voor dat zekerheidsrechten goed worden vastgelegd en de informatie over de verpande vorderingen beschikbaar is.

Wilt u meer informatie over (het vestigen van) een pandrecht? Neem dan contact op met ons team insolventie & herstructurering.