Afgelopen zomer verscheen mijn artikel in het Tijdschrift Erfrecht (Tijdschrift Erfrecht 2017 / afl. 4) over de uitsluitingsclausule in internationale gevallen. Directe aanleiding voor dit artikel was een uitspraak van de Hoge Raad van 17 februari 2017. In die uitspraak heeft de Hoge Raad zich voor het eerst uitgelaten over de vraag in hoeverre een krachtens buitenlands erfrecht zonder uitsluitingsclausule verkregen erfrechtelijke verkrijging in de Nederlandse gemeenschap van goederen valt. Het Hof den Haag (Hof den Haag 20 september 2017, ECLI:NL: GHDHA:2017:2884) heeft recent toepassing gegeven aan de rechtsregels van de Hoge Raad ten aanzien van een Spaanse nalatenschap.
Hoge Raad
Voorop staat – aldus de Hoge Raad – dat voor de bepaling van de omvang van de huidige gemeenschap van goederen artikel 1:94 lid 2 sub a BW tot uitgangspunt moet worden genomen. Dit betekent dat een erfenis of schenking alleen dan buiten de gemeenschap valt wanneer er een uitsluitingsclausule is gemaakt. Bij buitenlandse erfenissen of schenkingen zal de erflater of schenker op deze regel vaak niet bedacht zijn geweest. Het Nederlandse stelsel is wat dit betreft internationaal gezien een vreemde eend in de bijt. Een echtgenoot kan proberen aan de gevolgen van deze regel te ontkomen, door een beroep te doen op de beperkende werking van de eisen van de redelijkheid en billijkheid. Op de echtgenoot die zich op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid beroept, rust volgens de Hoge Raad de stelplicht en bewijslast van de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De enkele omstandigheid dat het op de erfrechtelijke verkrijging toepasselijke buitenlandse recht niet een algehele gemeenschap van goederen als huwelijksvermogensregime kent of als uitgangspunt neemt, volstaat volgens de Hoge Raad in dat verband niet.
Omstandigheden ter rechtvaardiging van een afwijking?
Omstandigheden die de Hoge Raad wel van belang acht, zijn de volgende:
- Kon de buitenlandse erflater bedacht zijn geweest op toepasselijkheid van het Nederlandse huwelijksvermogensrecht en de gevolgen daarvan?
- Moet redelijkerwijs worden aangenomen dat de erflater niet gewenst heeft dat de door hem nagelaten zaken door het huwelijk zouden komen te vallen in de gemeenschap van goederen waarin de verkrijger gehuwd is of gaat huwen?;
- Is de echtgenoot die voor het huwelijk krachtens erfrecht naar buitenlands recht goederen heeft verkregen, redelijkerwijs in staat geweest om door het opmaken van huwelijkse voorwaarden te zorgen dat die goederen overeenkomstig de (veronderstelde ) wil van de erflater niet door boedelmenging in de gemeenschap vallen?
Spaanse erfenis
Het Hof Den Haag heeft deze criteria in voornoemd arrest toegepast, ten aanzien van een Spaanse nalatenschap die een Nederlandse vrouw van haar moeder ontving. Het Hof achtte in dat verband ondermeer de volgende feiten en omstandigheden relevant:
- de vrouw heeft gesteld dat haar moeder niet op de hoogte was van de Nederlandse wettelijke regeling van de gemeenschap van goederen, aangezien in Catalonië, Spanje een stelsel van gescheiden huwelijksvermogen geldt. De vrouw zelf was daarvan evenmin op de hoogte;
- de man heeft erkend dat hij de gevolgen van het huwelijk met zijn schoonmoeder nooit besproken heeft, omdat dat te ingewikkeld was om uit te leggen;
- de moeder van de vrouw is overleden na het sluiten van het huwelijk van partijen en de vrouw is derhalve haar erfgename geworden tijdens het huwelijk van partijen;
- gesteld noch gebleken is dat partijen in verband met deze erfrechtelijke verkrijging staande huwelijk hebben overwogen om huwelijkse voorwaarden te maken en dit bewust hebben nagelaten;
- onweersproken is gesteld dat de vrouw niet wist dat erfrechtelijke verkrijging in de gemeenschap van goederen zou vallen.
Het Hof overwoog vervolgens:
“De wetenschap en de bedoeling van de moeder van de vrouw zijn voorts aspecten die ingevolge het voormelde arrest van de Hoge Raad in aanmerking moeten worden genomen bij het aanleggen van de toets van de redelijkheid en billijkheid. Uit het relaas van beide partijen ter zitting volgt dat de moeder van de vrouw in ieder geval niet wist welke de vermogensrechtelijke gevolgen van het internationale huwelijk van haar dochter waren, omdat dat als te ingewikkeld voor haar nooit aan de orde is geweest. Omstandigheden die maken dat zij het wel behoorde te weten, zijn noch gesteld noch gebleken. Volgens de vrouw was het de bedoeling van haar moeder dat alleen haar kinderen uit haar nalatenschap zouden verkrijgen. In het licht van het bovenstaande komt volgens het hof mede gewicht toe aan het feit dat de nalatenschap van de moeder wordt beheerst door het Spaanse erfrecht, dat geen uitsluitingsclausule kent.”
Het hof kwam tot het oordeel dat het in de gegeven omstandigheden in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dat de erfrechtelijke verkrijging van de vrouw in de huwelijksgemeenschap valt. De erfenis betrof dan ook privévermogen van de vrouw.
oktober 2017