Skip to main content

Driekwart van de Brabantse chemiebedrijven heeft de veiligheid niet op orde, hetgeen zou blijken uit inspectierapporten van 2015 en 2016 die Omroep Brabant in handen heeft. Zodoende zou het slechts een kwestie van tijd zijn voordat een (volgende) ramp zich aandient. In de Tweede Kamer zijn inmiddels vragen gesteld en wordt gepleit voor een strengere aanpak van bedrijven die in de fout gaan. Reden waarom we in deze nieuwsbrief aandacht besteden aan enkele ontwikkelingen ter zake het Brzo 2015 en ingaan op de bestuurlijke handhavingsmiddelen waar bedrijven mee te maken kunnen krijgen.

Achtergrond
Bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn boven een bepaalde drempelwaarde, vallen onder de werking van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Brzo 2015). Het Brzo 2015 is de opvolger van het Brzo 1999 en integreert wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsveiligheid, omgevingsveiligheid en rampbestrijding in één juridisch kader. Het Brzo vindt zijn oorsprong in de Europese Seveso richtlijn. De aanleiding voor deze richtlijn is een ramp in 1976 in het Noord-Italiaanse stadje Seveso. Bij dit ongeluk kwam een giftig gas vrij waardoor een groot aantal personen ernstig verminkt werd. De Europese Gemeenschap werkte na dit ongeval wetgeving uit. Doelstelling is het voorkomen en beheersen van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.

Het Brzo 2015 stelt niet alleen eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland maar het regelt ook de wijze waarop de overheid daarop moet toezien. In Nederland zijn er ruim 400 bedrijven die onder de Brzo regelgeving vallen, variërend van complexe chemische industrie tot relatief eenvoudige opslagbedrijven voor bepaalde typen gevaarlijke stoffen. Of een bedrijf valt onder de Brzo wetgeving is afhankelijk van de hoeveelheid en aard van de gevaarlijke stoffen die binnen het bedrijf aanwezig zijn.

Het Brzo onderscheidt twee typen bedrijven: het Pbzo-bedrijf en VR-bedrijf. Het onderscheid is afhankelijk van het overschrijden van een lage of hoge drempelwaarde van gevaarlijke stoffen. Bedrijven die de hoge drempelwaarde overschrijden worden aangemerkt als VR-bedrijf (ook wel hogedrempelinrichting genoemd), bedrijven die de lage drempelwaarde overschrijden zijn een Pbzo-bedrijf (ook wel lagedrempelinrichting genoemd). In de Regeling risico’s zware ongevallen 2015 (Rrzo 2015) wordt de inhoud van het besluit verder uitgewerkt.

Indienen VR
In het Brzo 2015 staat dat de VR-inrichtingen vóór 1 juni 2016 een veiligheidsrapport (VR) hadden moeten indienen dat aan de eisen van het Brzo 2015 voldoet. Omdat die termijn problematisch bleek in de praktijk hebben de Brzo-omgevingsdiensten aan de inrichtingen waarop het Brzo 1999 al van toepassing was (bestaande inrichtingen) laten weten dat bij niet tijdige indiening van het VR wel sprake is van een overtreding, maar dat er een begunstigingstermijn zal worden geboden tot en met 1 januari 2017 om te voldoen aan het Brzo 2015.

Ontwikkelingen PGS-richtlijnen
In Nederland zijn voor de omgang met gevaarlijke stoffen de PGS-richtlijnen voorhanden. PGS staat voor Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen. Deze geven voor specifieke situaties een beschrijving van de stand der techniek. Daarbij wordt teruggegrepen op (inter)nationaal beschikbare normen. PGS-richtlijnen zijn aangewezen als Nederlands informatiedocument over BBT in de bijlage bij de Regeling omgevingsrecht (Mor). Dat betekent dat het bevoegd gezag bij de vergunningverlening rekening moet houden met de PGS-richtlijnen bij de bepaling van beste beschikbare technieken.

Op 15 juli 2016 is PGS 29:2016 Richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks gepubliceerd. Op 24 december 2016 is de verbeterde versie PGS 29:2016 versie 1.1. gepubliceerd. Deze richtlijn betreft een volledige revisie van de voorgaande PGS 29:2008. Aanleiding voor de publicatie uit 2008 was een grote brand eind 2005 op de Buncefield olieterminal in Engeland. Bij de implementatie van PGS 29:2008 ontstonden echter in veel bestaande situaties onduidelijkheden. De richtlijn uit 2008 is daarom volledig opnieuw tegen het licht gehouden. Tevens zijn tussen partijen implementatietermijnen voor de bestaande installaties afgesproken. Het Wabo-bevoegde gezag en de Brzo-toezichthouders passen PGS 29:2016 reeds toe bij de uitvoering van hun VTH-taken, in samenhang met de in een brief van de staatssecretaris genoemde implementatietermijnen. Van de bedrijven wordt een actieve implementatie van PGS 29:2016 verwacht, in samenhang met de in de brief van de staatssecretaris genoemde implementatietermijnen.

In afwijking van de brief van de staatssecretaris moeten bedrijven vóór 1 april 2017 een implementatieplan ter bestrijding van plasbranden in een tankput indienen bij het bevoegd gezag. Voor wat betreft de Wabo wordt dit in de vergunningen geïmplementeerd. De Inspectie SZW zal PGS 29:2016 en de implementatietermijnen bij het toezicht op de arbeidsomstandighedenwetgeving toepassen. Het maatregelenpakket tegen overvullen (paragraaf 3.3.4 van PGS29:2016) voor bestaande situaties is al op basis van een risicobenadering tot stand gekomen. Hetgeen betekent dat dit maatregelenpakket toekomstbestendig is in relatie tot de PGS Nieuwe Stijl. In 2016 is de PGS beheerorganisatie gestart met PGS Nieuwe Stijl met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In PGS Nieuwe Stijl wordt uitgegaan van een risicobenadering met heldere doelen en daarbij behorende maatregelen. Ook PGS 29 Nieuwe Stijl zal tijdig voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet gereed zijn.

In november 2016 is de nieuwe PGS 6-richtlijn gepubliceerd. Hierin staan zoals al aangegeven aanwijzingen voor implementatie van het Brzo 2015. Op 23 november 2016 is een nieuw handreiking voor bedrijven en overheden gepubliceerd. De PGS 6:2016 is bedoeld om de regels toe te lichten, die in het Brzo 2015 en de Rrzo 2015 staan en betrekking hebben op de verplichtingen voor bedrijven. De handreiking gaat in op bijvoorbeeld het veiligheidsrapport en het veiligheidsmanagementsysteem. In vergelijking met de oude versie bevat de nieuwe handreiking 6 nieuwe bijlagen.

In december 2016 is de PGS15 inzake de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen gereviseerd. De reden van deze actualisatie is dat PGS 15:2011 maar gedeeltelijk was geactualiseerd. Daarnaast is er ervaring opgedaan met het gebruik van PGS 15:2011 en er zijn verdere ontwikkelingen in de stand der techniek.

Handhaving Brzo 2015
Bedrijven kunnen wat betreft de bestuurlijke handhaving van het Brzo 2015 te maken krijgen met de Inspectie SZW, het milieubevoegd gezag (via de (Brzo)-omgevingsdienst, dat zijn er inmiddels 6) en de Veiligheidsregio’s. In artikel 4 Brzo 2015 is bepaald dat het milieubevoegd gezag als coördinerend gezag wordt aangewezen, maar dat ziet vooral op eenduidig optreden richting de drijver van de inrichting. Krachtens de Arbowet is de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen bij niet-naleving van het (mede) onder de Arbowet hangende Brzo 2015, neergelegd bij de Inspectie SZW. Zo is het niet tijdig indienen van het gewijzigde veiligheidsrapport direct bestuurlijk beboetbaar (dat wil zeggen zonder waarschuwing), waarbij een boetenormbedrag geldt van EUR 25.000,-. Beleid is dat een ingediend veiligheidsrapport dat niet volledig aan de inhoudelijk eisen voldoet, pas bestuurlijk beboetbaar is indien er een hersteltermijn is gegeven en de overtreding binnen de hersteltermijn niet ongedaan is gemaakt.

Daarnaast kan via het opleggen van een herstelsanctie, zoals een last onder dwangsom, worden afgedwongen dat de bepalingen van het Brzo 2015 worden nageleefd. Een herstelsanctie kan worden opgelegd door het milieubevoegd gezag. Sinds 1 januari 2016 is dat voor alle Brzo-bedrijven het college van Gedeputeerde Staten van de provincies. De directeuren van de Brzo-omgevingsdiensten zijn via mandatering door het college van Gedeputeerde Staten bevoegd handhavend op te treden. Daarnaast kan een herstelsanctie ook worden opgelegd door het bestuur van de Veiligheidsregio en de Inspectie SZW.

Tot slot kan het niet voldoen aan het Brzo 2015 via het strafrecht (op grond van de Wet op de economische delicten) worden gesanctioneerd.

Overigens is in het Brzo 2015 aangegeven dat de toezichthouder binnen zes maanden na de eerste constatering een inspectie kan uitvoeren. Dit moet om na te gaan of het tekort is opgeheven en/of het gevaar is geweken.

Ontwikkelingen in toezicht
In het Brzo 2015 is veroudering en corrosie (‘ageing’) als aandachtspunt opgenomen. Vanaf 2017 gaan de BRZO+ inspecteurs door het gebruiken van een nieuw inspectie instrument hierop controleren. Het gaat hierbij om het effect waarbij een component lijdt aan één of meer vormen van materiaal verslechtering en beschadiging, waardoor de kans op het falen toeneemt. In een vervolgfase zal door toezichthouders de focus worden gelegd op specifieke verouderingsproblemen, zoals verouderingsproblemen van elektronische systemen en software, verouderde technieken, verouderde procedures en het wegvloeien van kennis.

Sinds 1 mei 2014 wordt van iedere Brzo-inspectie een openbare samenvatting gepubliceerd.

Constateringen bij Brabantse chemiebedrijven
Alhoewel in juli 2016 uit de resultaten van het rapport ‘De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2015’ net zoals het jaar daarvoor het beeld naar voren kwam dat er verbetering is in de veiligheidscultuur bij VR-bedrijven, kwam afgelopen week in het nieuws dat driekwart van de Brabantse chemiebedrijven de veiligheid niet op orde heeft omdat tijdens de inspecties tenminste één overtreding zou zijn geconstateerd. Drie bedrijven moesten tijdens een inspectie zelfs compleet worden stilgelegd omdat de situatie te gevaarlijk was. Dat zou blijken uit inspectierapporten van 2015 en 2016 die Omroep Brabant in handen heeft. Tweede kamerlid Eric Smaling van de SP heeft hierover vragen gesteld aan de staatssecretaris en pleit voor een strengere aanpak van bedrijven die in de fout gaan. Reden waarom het verstandig is de interne procedures goed te laten checken.

Meer informatie
Heeft u vragen over dit onderwerp, bent u geconfronteerd met een inspectie en eventueel daaruit voortvloeiende handhavingscorrespondentie of wilt u de interne procedures laten checken? Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met team Bestuursrecht. Zij zijn u graag van dienst.

 

Februari 2017