In onze grensregio komt het vaak voor dat Nederlanders verhuizen naar Belgisch Limburg. De Nederbelgen keren echter soms ook weer terug naar Nederland. Niet zelden is dat het geval naar aanleiding van een echtscheiding. In sommige gevallen zijn bij de verhuizing of remigratie minderjarige kinderen betrokken. Heeft de verhuizende ouder toestemming van de andere ouder nodig voor het wijzigen van de ‘hoofdverblijfplaats’ van het kind? Als beide ouders het gezag hebben, behoeft de verhuizing instemming van beide ouders. Indien zij daarover geen overeenstemming bereiken, dient de rechter een beslissing te nemen. De rechter van de laatste woon- en verblijfplaats van de kinderen is in dat geval bevoegd. Bij de beslissing staat het belang van de kinderen altijd centraal.
In de Nederlands-Belgische situatie is daarbij het volgende in aanmerking te nemen.
Wie van de ouders is bekleed met het ouderlijk gezag over de kinderen? Naar Nederlands en Belgisch IPR is op deze vraag het recht van het land van de gewone verblijfplaats van het kind van toepassing. Gehuwde ouders hebben van rechtswege het gezag over de uit het huwelijk geboren kinderen. Bij samenwoners ligt dit anders. Naar Nederlands recht heeft de moeder van rechtswege het gezag. De vader heeft enkel het gezag indien daarvan aantekening wordt gemaakt in het gezagsregister.
Daarnaast geldt voor Nederland het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Wanneer de gewone verblijfplaats van een kind wordt verplaatst, wijzigt daarmee ook het toepasselijke recht. Het recht van de lidstaat van de nieuwe gewone verblijfplaats is van toepassing. Of van rechtswege sprake is van ouderlijke verantwoordelijkheid/ouderlijk gezag van een persoon die deze verantwoordelijkheid eerder niet had, dient te worden beantwoord aan de hand van dat recht.
Bij een verhuizing van Nederland naar België, is derhalve Belgisch recht van toepassing. Naar Belgisch recht hebben ouders die samenleven van rechtswege het gezamenlijk gezag over de kinderen (artikel 373 Burgerlijk Wetboek). Dit gezamenlijk gezag blijft ook na verbreking van de samenleving in stand (artikel 374 Burgerlijk Wetboek). Het Belgisch recht wijkt in dat opzicht dus af van het Nederlandse recht.
NederBelgen die de grens passeren, moeten daar op bedacht zijn. Een verhuizing met de kinderen dient altijd instemming te hebben van beide ouders. Dit is slechts anders indien de andere, niet-verhuizende ouder niet het gezag heeft. Als de instemming ontbreekt, kan de verhuizing als “ongeoorloofde overbrenging” (lees: “kinderontvoering”) worden aangemerkt. Daar dient men zich vooraf rekenschap van te geven.