Skip to main content

Rechtsvorderingen hebben niet het  eeuwige leven, vorderingen kunnen verjaren.  In deze bijdrage vertel ik u meer over verjaring en wat een faillissement of het ophouden van het bestaan van een rechtspersoon ervoor betekent. Realiseert u zich wel goed dat het altijd sterk afhangt van de specifieke situatie welke regels van toepassing zijn en dat de gevolgen van verjaring verstrekkend (kunnen) zijn. Raadpleeg bij  twijfel op tijd een jurist.

Verjaring
De hoofdregel is dat de mogelijkheid om met succes een beroep te doen op een vordering, na bepaalde tijd verjaart. Als een rechtsvordering is verjaard betekent dit simpelweg dat de rechten van de schuldeiser verloren zijn gegaan.

Voor verschillende typen (rechts)vorderingen gelden verschillende verjaringstermijnen. Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit hoofde van een overeenkomst tot geven of doen verjaart in beginsel bijvoorbeeld na vijf jaar vanaf het moment van opeisbaar worden van de vordering (ex artikel 3:307 BW).

In sommige gevallen is het mogelijk om de verjaringsperiode (opnieuw) te laten ingaan. Dit doet men door een zogenoemde ‘stuitingshandeling’. Of en op welke wijze de verjaring van een vordering gestuit kan worden, is afhankelijk van onder andere het type rechtsvordering. Door tijdig en op de juiste wijze te stuiten kan verjaring dus in veel gevallen (tijdelijk) worden voorkomen.

Verjaring en faillissement
In faillissement kunnen rechtsvorderingen (die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben) alleen worden ingesteld door deze ter verificatie bij de curator in te dienen (artikel 26 jo 110 FW). De verjaringstermijn loopt hierbij tot en met zes maanden na het einde van het faillissement door als die vorderingen zouden aflopen tijdens het faillissement of binnen zes maanden na het einde daarvan (artikel 36 FW).

Dit betekent dat nog niet verjaarde vorderingen die ter verificatie moeten worden ingediend, in principe dus niet verjaren tijdens het faillissement en in de zes maanden na het einde daarvan. Het faillissement verlengt als de verjaringstermijn tot ten minste zes maanden na het faillissement. In beginsel verjaren deze vorderingen dus (pas) na deze periode.

Verjaring en een rechtspersoon die ophoudt te bestaan
Een rechtspersoon kan op verschillende manieren worden beëindigd door ontbinding,: de rechtspersoon kan bijvoorbeeld worden ontbonden na faillietverklaring als het faillissement wordt opgeheven wegens de toestand van de boedel (onvoldoende middelen beschikbaar om de faillissementskosten en overige boedelschulden te voldoen) of doordat de staat van insolventie intreedt. Een beëindigde vennootschap wordt in de regel ook uitgeschreven uit het register van de Kamer van Koophandel.

De rechtspersoon houdt op te bestaan als hij op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft (artikel 2:19 lid 4 BW). Mocht de rechtspersoon wel baten hebben dan  blijft hij voortbestaan voor zover dit voor de vereffening van zijn vermogen nodig is (artikel 2:19 lid 5 BW). In dat geval houdt de rechtspersoon op te bestaan, wanneer de vereffening eindigt (artikel 2:19 lid 6 BW). Nadat de rechtspersoon is opgehouden te bestaan kan een belanghebbende de rechtbank verzoeken de vereffening te heropenen als er nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of nog sprake blijkt van een bate (artikel 2:23c BW). In dat geval herleeft hij om de heropende vereffening af te wikkelen.

Ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen van of tegen de rechtspersoon geldt een verlengingsgrond tijdens de periode waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan (artikel 2:23c lid 2 jo artikel 3:320 BW). De verjaringstermijn loopt ex artikel 3:320 BW door tot zes maanden na het verdwijnen van een verlengingsgrond indien de verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van de verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen daarvan. Dit impliceert dat een vordering op een rechtspersoon die is opgehouden te bestaan in principe pas zes maanden nadat de vereffening is heropend verjaart.

In zijn uitspraak van 30 juni 2017 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:1182) duidelijk gemaakt dat vorderingen op een rechtspersoon die is opgehouden te bestaan in principe niet verjaren zolang de vereffening niet wordt heropend. In onze nieuwsbrief van juli leest u meer over deze uitspraak.

Conclusie
Deze bijdrage leert dat het antwoord op de vraag of en wanneer een rechtsvordering verjaart, afhankelijk is van verschillende omstandigheden. Aangezien de gevolgen van verjaring groot zijn en de verjaringstermijn in sommige gevallen rechtsgeldig gestuit kan worden indien dit tijdig gebeurt, is het zaak om tijdig een jurist te raadplegen. Heeft u vragen over verjaringskwesties en de gevolgen daarvan, of heeft u andere vragen? Neem dan contact op met een van de advocaten van ons team Insolventie & Herstructurering.