Op 11 december 2020 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen met betrekking tot de aansprakelijkheid van de aanvrager van een faillissement. De vraag die hierin centraal staat, is of de aanvrager van een faillissement aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die de schuldenaar lijdt ten gevolge van een vernietigd faillissementsvonnis. De feiten zijn als volgt.
Vernietiging faillissementsvonnis
HSK, een exploitant van kledingwinkels, was meermaals door een leverancier aangemaand tot betaling van haar openstaande facturen. Wegens het uitblijven van betaling van de openstaande facturen van de leverancier en andere crediteuren, heeft de rechtbank op verzoek van de leverancier het faillissement van HSK op 2 september 2014 uitgesproken. HSK is niet verschenen bij de behandeling van het faillissementsrekest. De volgende dag is HSK bij de rechtbank in verzet gekomen tegen het faillissementsvonnis. Zowel het verzet in eerste aanleg als het daarop volgende hoger beroep troffen geen doel.
HSK ging tegen het oordeel van het hof in cassatie en kreeg het gelijk alsnog aan haar zijde; het faillissementsvonnis werd vernietigd. HSK had namelijk de vordering van de leverancier één dag voor de zitting bij de Hoge Raad voldaan. Dit had tot gevolg dat de leverancier de bevoegdheid verloor om het faillissement aan te vragen. Een toetsing of HSK in een toestand verkeerde waarin zij had opgehouden te betalen kwam daardoor niet aan de orde.
Ten tijde van de vernietiging van het faillissementsvonnis bedroeg het salaris van de curator EUR 160.000,-. Geoordeeld werd dat driekwart van het salaris van de curator voor rekening van HSK diende te komen. Met dit oordeel van de Hoge Raad kon HSK zich niet verenigen en dientengevolge hield zij de leverancier die het faillissement had aangevraagd aansprakelijk voor de door haar geleden schade.
Aansprakelijkheid aanvrager
Volgens HSK kan de aanvrager van een faillissement – net zoals de schuldeiser die conservatoir beslag legt of de executant van een vonnis – een onrechtmatige daad plegen jegens degene op wiens rechten inbreuk wordt gemaakt, indien diegene achteraf onterecht gebruik blijkt te hebben gemaakt van een voorlopig recht. De Hoge Raad volgde het argument van HSK niet. Naar zijn oordeel zijn onrechtmatige executie of beslag niet op eenzelfde wijze te vergelijken met een vernietigd faillissementsvonnis. Anders dan een beslaglegger of een executant die tot uitvoer overgaat van een toekomend recht, betreft de faillissementsuitspraak geen (voorlopige) rechtsuitoefening door de aanvrager. De rechter toetst namelijk in het belang van degenen die betrokken zijn bij het vermogen van de schuldenaar of de schuldenaar verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen.
De aanvrager van een (met terugwerkende kracht) vernietigd faillissementsvonnis kan slechts aansprakelijk worden gehouden indien hij weet of behoort te weten dat een grond tot faillietverklaring ontbreekt, of indien hij op andere wijze misbruik maakt van zijn bevoegdheid om het faillissement aan te vragen. Van misbruik van bevoegdheid zal niet snel sprake zijn, nu vernietiging van het faillissementsvonnis ook kan worden ingegeven door voldoening van de schuld nadat het faillissementsvonnis is uitgesproken, zoals zich in deze zaak voordeed.
Conclusie
Indien u zou overwegen om het faillissement van een debiteur aan te vragen wegens betalingsachterstanden van opeisbare vorderingen, hoeft u normaliter dus niet te vrezen voor aansprakelijkheid ingeval een faillissementsvonnis in latere instantie alsnog vernietigd wordt. Slechts indien er sprake zou kunnen zijn van misbruik van bevoegdheid om het faillissement aan te vragen, is alertheid voor aansprakelijkheid geboden.
Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Robbert van Roij of een van de andere leden van het team Insolventie en Herstructurering.
Maart 2021