Op 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energietransitie (Wet Vet) in werking getreden. Hierin is bepaald dat de gasaansluitplicht voor nieuwbouw vervalt. Dat betekent dat projectontwikkelaars, aannemers en gemeenten rekening moeten houden met het feit dat nieuw te bouwen bouwwerken niet meer mogen worden aangesloten op het gasnet. Een uitzondering op gasloos bouwen is mogelijk onder voorwaarden. De Wet Vet heeft derhalve een grote impact op de betrokken partijen bij de bouw van nieuwbouwwoningen.
Wat is er gewijzigd?
De oude verplichting voor de netbeheerder uit artikel 10, lid zes en zeven, van de Gaswet van ‘het een ieder die verzoekt tot een aansluiting op het gas te voorzien van een aansluiting’ is per 1 juli 2018 vervallen voor een nieuw te bouwen bouwwerk. Het Bouwbesluit 2012 schrijft dan ook niet meer voor dat een te bouwen bouwwerk, naast een aansluiting op het distributienet voor elektriciteit en warmte, is aangesloten op het distributienet voor gas. Ook is er vanaf 1 juli 2018 geen gasaansluitplicht meer voor gebieden met een (toekomstig) warmtenet of een (toekomstig) andere infrastructuur voor energie.
De achtergrond van de Wet Vet betreft de verdere verduurzaming van Nederland. Volgens de wetgever levert het vervallen verklaren van de gasaansluitplicht een belangrijke bijdrage aan de energietransitie en aan het verminderen van de consumptie van Gronings gas. Zonder het wijzigen van de gasaansluitplicht zullen, aldus de wetgever, nieuwbouwprojecten nog lange tijd worden ingericht met gasnetwerken en zal, vanwege de lange investeringsduur, de gasvoorziening bij nieuwbouwwoningen niet snel worden vervangen door een duurzamer alternatief. Het verdwijnen van de gasaansluitplicht draagt dus bij aan de energietransitie en op de lange termijn aan het verminderen van de uitstoot van CO2. Voorts is het afschaffen van de gasaansluitplicht ook onderdeel van het regeerakkoord en is opgenomen in de Energieagenda.
Uitzondering
Het college van burgemeester en wethouders (hierna: ‘het college’) van een gemeente hebben de mogelijkheid om een gebied aan te wijzen waar aansluiting op het gastransportnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang. Dit als uitzondering op het vanaf 1 juli 2018 verplicht gasloos bouwen. Bij de afweging van deze zwaarwegende belangen staat de analyse van kosten en basten voor het toestaan van gasaansluitingen centraal. In de volgende vier gevallen kan een gebied worden aangewezen om aan te sluiten aan het gasnet:
- Indien het niet mogen aansluiten aan het gasnet een bedreiging vormt voor het gasvrij maken van een gemeente en het gemeentebestuur deze keuze plaatst in een samenhangend geheel van op elkaar afgestemde keuzes teneinde de doelstellingen van de energietransitie te bereiken.
- Indien de kenmerken van de fysieke omgeving of de functies van het te bouwen bouwwerk met zich brengen dat realisatie van het bouwwerk met een alternatief voor een voorziening voor gas vanwege wettelijke voorschriften of om technische redenen onmogelijk is en het te bouwen bouwwerk om zwaarwegende redenen van algemeen belang gerealiseerd moet worden.
- Indien de kosten voor de realisatie van een te bouwen bouwwerk voorzien van een alternatief voor een voorziening voor gas, in vergelijking met realisatie van een te bouwen bouwwerk met een voorziening voor gas dusdanig hoog zijn dat dat bouwwerk niet meer tot stand komt en dat dat bouwwerk om zwaarwegende redenen van algemeen belang gerealiseerd moet worden.
- In andere situaties waarin aansluiting op het gastransportnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang.
Als er van één deze gevallen sprake is en het college het besluit tot gebiedsaanwijzing neemt, dan dient de netbeheerder het te bouwen bouwwerk aan te sluiten op het distributienetwerk voor gas. In de Regeling Gebiedsaanwijzing Aansluitplicht wordt voor deze vier gevallen nader ingegaan op het motiveren van de ‘zwaarwegende redenen van algemeen belang’.
Gevolgen voor lopende projecten
Voor lopende nieuwbouwprojecten hoeft het niet het geval te zijn dat ze moeten worden aangepast om aan de op 1 juli 2018 in werking getreden Wet Vet te voldoen. Het college kan een gebied aanwijzen waarin toch bouwwerken met een gasaansluiting mogen worden gebouwd (zie artikel 2 van de Regeling Gebiedsaanwijzing Aansluitplicht). Het college kan daartoe besluiten als met het aanwenden van het alternatief voor gas;
- Het aannemelijk is dat vertraging in de bouw plaatsvindt, en
- Het voldoende aannemelijk is dat de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend op of na 1 juli 2018 en vóór 1 januari 2019.
Daarnaast is het bouwen met een gasaansluiting toegestaan als;
- Het gemeentebestuur besluit dat het oorspronkelijke ontwerp van het te bouwen bouwwerk was voorzien van een gasaansluiting;
- Aanpassing van dat ontwerp een problematisch beroep dat op schaarde productiemiddelen in de bouwsector, en
- Voldoende aannemelijk is dat de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend op of na 1 juli 2018 en voor 1 januari 2019.
Op lopende nieuwbouwprojecten waarvan duidelijk is dat de omgevingsvergunning na 1 januari 2109 wordt ingediend, is geen ‘bijzondere regeling’ van toepassing en deze projecten zullen in principe uit moeten gaan van nieuw te bouwen bouwwerken zonder gasaansluiting. Nieuw te bouwen bouwwerken dienen uiteraard van een gasaansluiting te worden voorzien als de aanvraag om een omgevingsvergunning wèl is ingediend vóór 1 juli 2018.
Belangrijk is nog voor de gemeenten om te weten dat een gebiedsaanwijzing meldingsplichtig is bij de Autoriteit Consument en Markt, die als toezichthouder op het nieuwe regime van de Gaswet is aangewezen de gebiedsaanwijzingen te registreren.
Vooruitlopen op Wet Vet?
Op 15 augustus 2018 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) een uitspraak over een (gewijzigd) wijzigingsplan dat het planologisch kader biedt voor de bouw van 50 grondgebonden woningen (ECLI:NL:RVS:2018:2731 ). Appellanten voeren in deze procedure onder meer aan dat het college in kwestie ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de verplichting voor gasloos bouwen, conform de op 1 juli 2018 in werking getreden Wet Vet.
Volgens appellanten moet als gevolg van de Wet Vet de geprojecteerde woonwijk gasloos worden ontworpen en gebouwd. Volgens hen raakt dit infrastructurele aspecten, zoals de aanleg van elektriciteitsleidingen en een transformatorhuis. Gewezen wordt op de mogelijkheid van warmtepompen en de extra verharding die dat tot gevolg kan hebben. Dat zou niet zijn meegenomen in de warmtecompensatieberekening. Het college en de ontwikkelaar zijn van mening dat de wetgeving niet van toepassing is omdat vóór 1 juli 2018 een omgevingsvergunning voor bouwen is ingediend.
De Afdeling stelt eerst vast dat de Wet Vet in werking is getreden na bekendmaking van het bestreden besluit in kwestie. Daarom begrijpt de Afdeling deze beroepsgrond aldus dat het college het plan niet heeft kunnen vaststellen omdat het op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de nog niet in werking getreden Wet Vet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van dit plan in de planperiode, aangezien ten behoeve van de in het plan voorziene 50 woningen met gasaansluiting geen omgevingsvergunning meer kan worden verleend.
Eerst overweegt de Afdeling dat zij in het midden laat of in het kader van de uitvoerbaarheidstoets al rekening moest wordt gehouden met de te wijzigen regelgeving. Verder is voor de Afdeling niet komen vast te staan dat vóór 1 juli 2018 een dekkende aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen is ingediend voor de 50 woningen zoals deze worden beoogd. De Afdeling laat dus ook in het midden of deze regeling toepassing mist.
De Afdeling overweegt vervolgens dat als de nieuwe regeling van toepassing is dit primair betekent dat geen aansluitplicht geldt, tenzij het college toepassing geeft aan zijn bevoegdheid ex artikel 10, lid 7, van de Gaswet. Op grond van die bepaling kan het college zoals al aangegeven namelijk een gebied aanwijzen waar aansluiting op het gastransportnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang, waaronder begrepen de maatschappelijke kosten en baten. Het is de Afdeling echter niet gebleken dat het college voornemens is het plangebied als een dergelijk gebied aan te wijzen. De Afdeling ziet uiteindelijk geen grond voor het oordeel dat het college de voorzieningen die volgens appellanten nodig zijn ingeval van gasloos bouwen niet zouden kunnen worden verwezenlijkt binnen de kaders van het vastgestelde plan. Binnen de bestemming ‘Wonen’ van het geldende bestemmingsplan (/wijzigingsplan) in kwestie zijn nutsvoorzieningen toegestaan.
Kortom, gasloos bouwen zou een rol kunnen spelen in het kader van de uitvoerbaarheidstoets, maar dit zou kunnen worden ondervangen door de voorzieningen die nodig zijn voor gasloos bouwen planologisch mogelijk te maken binnen de bestemming Wonen.
Meer informatie
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u vragen, neem dan contact op met één van de advocaten van ons team Bestuursrecht.